Please activate JavaScript!
Please install Adobe Flash Player, click here for download

Dental Tribune Netherlands Edition No.4, 2016

DENTAL TRIBUNE NEDERLANDSE EDITIE MEI 2016 6 Interview Interview met Paul de Kok, restauratief tandarts “Geef cosmetisch deel van mondzorg- tarieven vrij” TEKST EN FOTO’S: BEN ADRIAANSE Paul de Kok heeft iets met schoonheid. De restauratief tandarts geldt als coming man in de cosmetische tandheelkunde. Sinds 2008 is hij werkzaam in de Kliniek voor Parodontologie ­ Amsterdam (KvPA) en sinds 2009 op ACTA. Dat de Nederlander anno 2016 hoge eisen stelt aan de esthetiek van zijn gebit, is zeker in deze kliniek te merken: er ­ komen mondige, veeleisende patiënten uit de hoofdstad en ‘t Gooi die best de portemonnee willen trekken voor een fraai gebit. In een levendig, informeel interview vertelt De Kok over de essentie van een mooi gebit en zijn persoonlijke visie. Hoe ben je in de cosmetische tandheelkunde terechtgeko­ men? Een interesse voor mooie dingen had ik altijd al, ik voel me daar prettig bij. Tijdens mijn tandheel­ kundeopleiding op ACTA dacht ik dat die interesse me naar de orthodontie zou leiden. Geluk­ kig bedacht ik me net op tijd dat ik in de orthodontie niets ‘met mijn handen’ zou kunnen doen en veel zou moeten delegeren. Het zelf creëren vind ik zo’n leuk aspect van het vak dat ik toch be­ sloot tandarts te worden. Na mijn studie heb ik bij de KvPA gesollici­ teerd bij Peter ­ Keizer, destijds een van de uitdragers van de estheti­ sche tandheelkunde in Nederland, en heb ik me gedifferentieerd tot restauratief tandarts. Noem je jezelf ‘cosmetisch tandarts’? Met die term heb ik moeite, het is eigenlijk een hol begrip. Er is geen differentiatie voor, maar buiten dat vind ik esthetiek een onderdeel van restauratieve tandheelkunde. Al heb ik affiniteit met de cos­ metische kant, de gezondheid en functionaliteit van het gebit staat ook voor mij op nummer één. Zijn de gezondheid en functionaliteit goed, dan is de esthetiek eigenlijk het gemakkelijkste onderdeel. Aan de afdeling Materiaal­ wetenschappen bij ACTA doe je een promotieonderzoek naar composiet versus keramiek als restauratiemateriaal. Is de materiaalkeuze cruciaal voor een geslaagde behandeling? Geen enkele van de huidige ma­ terialen is zaligmakend en altijd succesvol. Waar het één een betere glans houdt, doet de ander het beter in kleine diktes. Elk materiaal heeft zijn eigen specifieke indicatiege­ bied. Je ziet wel vaak dat de mate­ rialen en de behandelingen die het mooiste en weefselvriendelijkste resultaat geven, ook het ingewik­ keldst zijn. Een volledige kroonom­ slijping die je niet adhesief hoeft te cementeren, is het makkelijkste uit te voeren, maar de biologische schade is dan veel groter. Het is dus zaak om per geval te kijken welke behandeling opti­ maal is. Daarom is de strijd tussen composiet- en porseleinaanhan­ gers bij esthetische behandelingen in mijn ogen zinloos. Beide mate­ rialen zijn prachtig en hebben hun voor- en nadelen. Als je de cos­ metische tandheelkunde serieus neemt, dien je beide te beheersen om vanuit tandheelkundig oog­ punt de juiste keuze te maken, en niet te redeneren vanuit je per­ soonlijke voorkeur. Tandartsen kiezen dus te snel behandelingen en ­ materialen ‘waar ze nu een­ maal goed in zijn’? Een man met een hamer ziet overal een spijker. Dat is het nadeel van de differentiaties: een implanto­ loog ziet vaak kansen voor een im­ plantaat, een endodontoloog denkt dat hij elk element kan behouden, een orthodontist wil alles opschui­ ven. Als er geen implantoloog in de buurt is, heb je eerder de neiging een brug te maken. Het is jammer als door de focus op een eigen deelgebied soms on­ nodig natuurlijk weefsel verloren gaat. Ik gaf eens een lezing voor tandtechnici over minimaal inva­ sief werken, en vermeldde daarbij Lees verder op pagina 8 dat ik in het front veel meer facings maak dan kronen. Na de lezing liet een tandtechnicus me weten: “Ik dring er bij mijn tandarts op aan voor kronen te kiezen, omdat ze de facings zo slecht vastzetten dat ik veel meer overmaakwerk heb.” Ik vind het eerlijk gezegd treurig als uit praktische overwegingen voor een suboptimale oplossing geko­ zen wordt. Voor een kroon moet ruim 70% van het coronale weef­ sel worden weggeslepen, voor een facing nog geen 30%. Je doet je pa­ tiënt dus schade aan als je niet de moeite neemt je te verdiepen in de adhesieve tandheelkunde. Een manier om het overzicht te houden en recht te doen aan de verschillende perspectieven is om het behandelplan multidisciplinair te bespreken, zoals in onze praktijk gebeurt. Daarbij neem ik als res­ tauratief tandarts bij uitgebreide behandelingen vaak de leiding en beginnen we met een wax-up en Digital Smile Design, en eindigt de ­ patiënt bij mij voor de restauratie­ ve afsluiting. Kunnen we in het algemeen stellen dat er te vaak naar een kroon wordt gegrepen? Ik denk het wel, en dat heeft ook met de opleiding te maken. Zo is op ACTA de adhesief bevestigde kera­ mische partiële restauratie tot nu toe onderbelicht geweest. Wat je niet hebt geleerd, breng je ook niet snel in praktijk. Met het oog daar­ op zijn we met de afdeling Orale Functieleer momenteel bezig met een nieuw concept voor indirecte restauraties in het ACTA-onder­ wijs, prothetiek 2.0. Tussen de composietrestauratie en de volledige kroonomslijping zit in Nederland vaak geen tussen­ weg. Daarom wordt er sneller voor een kroon gekozen, of wordt er te “Praktische ­overwegingen ­moeten niet boven het ­patiëntbelang gaan” lang doorgemodderd met compo­ siet met matige contactpunten en occlusie. Toch is in de praktijk een partiële keramische restauratie die alleen knobbeloverkappend is en misschien zelfs knobbelbesparend vaak een veel elegantere oplossing. Hierbij heb je wel de voordelen van het keramiek, maar niet het grote weefselverlies van een volledige kroonomslijping. Digital Smile Design (DSD) wordt vaak genoemd als ‘hippe’ nieuwe optie voor de tandarts. Gaat deze optie snel zijn weg vinden in de estheti­ sche tandheelkunde? Wereldwijd zie je dat iedereen die esthetische tandheelkunde seri­ eus neemt, met DSD werkt. Het is een eenvoudig hulpmiddel dat veel goeds doet voor de communicatie en voorspelbaarheid van de be­ handeling. Als je met Keynote van tevoren een lach kunt ontwerpen, is het veel makkelijker overleggen met de tandtechnicus, de parodon­ toloog én de patiënt over wat je gaat doen. Daarnaast is het voor je­ zelf een goede oriëntatie. Het kost geen geld en levert veel op. Toch zullen veel algemeen practici er niet snel mee ­ beginnen. DSD kan in het ­ begin ingewikkeld zijn, kost tijd en er is geen tarief voor. Dat begrijp ik goed. Je moet er een stuk of twintig gedaan hebben voordat je er snel in wordt, zoals met alles eigenlijk. Het kost me nu ongeveer een kwartier om een DSD te maken. Sec vanuit geld ge­ redeneerd is DSD niet interessant, maar het neemt veel frustratie achteraf weg en leidt tot een bevre­

Pages Overview