Please activate JavaScript!
Please install Adobe Flash Player, click here for download

Dental Tribune Netherlands Edition No.4, 2016

DENTAL TRIBUNE NEDERLANDSE EDITIE MEI 2016 10 Excerpt Verlichting en omgeving Voor een optimaal resultaat moet kleurbepaling gebeuren bij verlichting met kleurcorrectie, een kleurtemperatuur van 5500 K (D55 ) tot 6500 K (D65 ) en een kleurweergave-index (color- rendering index, CRI) van 90 of hoger. Idealiter worden kleu­ ren ook bij natuurlijk licht gecontroleerd. Ook is de sterkte van het licht van belang, aangezien een correcte verlichtingssterk­ te (sterkte van invallend licht) kan helpen tegen vermoeide ogen. Een te groot verschil tussen de sterkte van het licht in de behandelkamer en het omgevingslicht kan voor vermoei­ de ogen zorgen. Een verlichtingssterkte van 1000 lux wordt ­ beschouwd als optimaal voor visuele kleurbeoordelingen.19 Veel tandartsen gebruiken fluorescentielampen met kleurcorrectie aan het plafond, maar voor kleurbepaling kun­ nen ook andere soorten verlichting worden gebruikt, zoals vloerlampen, tafellampen of draagbare lampen. Veel draag­ bare lampen worden geleverd met instructies met betrek­ king tot plaatsing, afstand en methode. Als gebruik wordt gemaakt van draagbare lampen, is er aanzienlijk minder in­ vloed van omringende kleuren, vooral als de plafondlamp uit is. Desalniettemin moeten intense omgevingskleuren wor­ den vermeden in de behandelkamer van de tandarts en in het tandtechnisch laboratorium. Hetzelfde geldt voor sterke kleuren op het gezicht van de patiënt (zoals lippenstift); deze moeten worden verwijderd. Metamerie doet zich voor wanneer twee objecten met uiteenlopende spectrale eigenschappen onder bepaalde omstandigheden bij elkaar lijken te passen, maar onder andere omstandigheden niet. In de tandheelkunde is van dergelijke verschillen vaak sprake bij hard tandweefsel en restauratiematerialen.19 Dergelijke objecten worden meta- meren genoemd. Omgekeerd kunnen twee objecten ook een identieke spectrale refl ectie of doorlating vertonen. In dat geval wordt van isomeren gesproken.20 Als twee objecten niet dezelfde spectrale eigenschappen hebben, kunnen diverse factoren metamerie veroorzaken, waaronder verlichting, waarnemers en waarnemings- en afstandshoek. Afstand en positie Wanneer een kleur wordt gekozen voor een restauratie, kan het resultaat een perfecte, een acceptabele of een verkeerde combinatie zijn. De kans op een geslaagd resultaat wordt on­ der andere beïnvloed door de kijkafstand. Bij kleurbepaling tegen de achtergrond van de mondholte, ­ buurelementen, gingivaweefsel en omringende huid moeten de ogen van de tandarts zich op de hoogte van het gebit bevinden, op een af­ stand van 25-35 cm. Een dergelijke afstand is geschikt voor het vergelijken van de kleuren van het gebitselement en het kleurstaal, die met de rand tegen elkaar moeten worden geplaatst. Als achtergrond voor de kleurbepaling moet een ­ neutrale, lichtgrijze kaart worden gebruikt. Wat de positionering betreft, zijn de belichtingshoek en kijkhoek ten opzichte van het tandoppervlak belangrijk. Hoewel er verschillende combinaties mogelijk zijn, zijn de geschiktste combinaties voor visuele kleurbepaling in de tandheelkunde die waarbij ofwel de belichtingshoek ofwel de kijkhoek 0 graden is en de andere hoek 45 graden of dif­ fuus. Bij de meest voorkomende positie voor klinische kleur­ selectie wordt op gebitsniveau naar de rechtop zittende pa­ tiënt gekeken. Als de verlichting van het plafond komt, mag de neus van de patiënt geen schaduw werpen op het kleur­ bepalingsgebied. De kleurtabs moeten naast het gebitsele­ ment worden gehouden en zodanig worden afgestemd en gericht dat licht van de kleurtab terugkaatst op een manier die vergelijkbaar is met de manier waarop dit gebeurt bij het natuurlijke gebit.21 Timing en duur De timing en duur van kleurbepaling tijdens een afspraak zijn van invloed op de resultaten en moeten in de gaten wor­ den gehouden. Opgedroogde gebitselementen worden lichter en krijgen pas na enige tijd hun normale kleur terug. Daarom moet kleurbepaling gebeuren aan het begin van de afspraak. Indien nodig moet het element worden gepolijst voordat wordt begonnen met het verwijderen van plaque en verkleu­ ringen, ook om het element vochtig te helpen houden tijdens het kiezen van de kleur. Een andere reden om kleurbepaling aan het begin van de afspraak uit te voeren is om vermoeide ogen bij de tandarts te voorkomen. Het netvlies past zich aan als een object gedurende ­ langer dan 15 seconden onafgebroken wordt bekeken, waardoor ge­ lijksoortige kleurmiddelen er hetzelfde gaan uitzien. Dit ver­ schijnsel maakt het nodig dat er steeds maar kort wordt ge­ keken wanneer de kleur van een restauratiemonster wordt vergeleken met die van een gebitselement. Geadviseerd wordt om, in plaats van lang te turen, vijf seconden kijken af te wisselen met rustperiodes. Tijdens de rustperiodes moet Kleurbepalingsmethode Afb. 4.8b De patiënt uit afb. 4.8a na de behandeling. Afb. 4.9a Klinisch beeld van een patiënt met ‘naturalistische’ verwachtingen vóór de behandeling. Dergelijke patiënten zijn soms het veeleisendst, omdat ze een realistisch esthetisch restauratie-effect wensen. Afb. 4.9b De patiënt uit afb. 4.9a na de behandeling. Deze patiënt accepteert incisale onregelmatigheden, keramische incisale mamelon-effecten en lichte draaiingen (rotaties) van de bovenincisieven. Afb. 4.8a Klinisch beeld van een patiënt met ‘Alfred E. Newman’- verwachtingen vóór de behandeling. Deze patiënten zijn eenvoudiger te behandelen, omdat ze eerder accepteren wat de tandarts voorstelt. Ze aanvaarden een recht, wit resultaat of een regelmatig, natuurlijk resultaat. Afb. 4.7a Klinisch beeld van een patiënt met ‘Hollywood’- verwachtingen vóór de behandeling. Deze patiënten zeggen duidelijk wat zij van de behandeling verwachten en willen graag dat de restauraties er witter en rechter uit komen te zien. Afb. 4.7b De patiënt uit afb. 4.7a na de behandeling. Dit is een fragment uit het boek De essentie van kleur in de esthetische tandheelkunde (Prelum, 2013; ISBN: 978 90 8562 113 3). De auteurs van dit boek zijn Steven J. Chu et al., de Nederlandse redactie bestond uit dr. Alma Dozic en dr. Ghazal Khashayar. Gepubliceerd met toestemming van Prelum. Analyse Bij het kiezen van kleuren op zicht wordt een directe visuele vergelijking uitgevoerd tussen de verschillende kleurtabs in een kleurenstaal (kleurenring) en natuurlijke elementen, om te bepalen welke tabs het best bij de kleuren van de tanden passen. Er zijn diverse factoren die dit proces kunnen beïnvloe­ den en waarmee dan ook rekening moet worden gehouden. Verwachtingen van de patiënt Ten eerste is het belangrijk om vast te stellen wat voor type patiënt voor ons staat tijdens de kleuranalyse. In het alge­ meen, afhankelijk van het type patiënt, kunnen de verwach­ tingen worden ingedeeld in drie categorieën: Hollywoodtanden. Witte, rechte restauraties. De patiënten in deze categorie zijn zich over het algemeen zeer bewust van hun gebit en maken dit ook duidelijk aan de tandarts (afb . 4.7). Alfred E. Newman-tanden. Voor het restauratieontwerp wordt vertrouwd op de deskundigheid van de tandarts. Tot deze ­ categorie behoort de overgrote meerderheid van de patiën­ ten, hoewel de meeste patiënten zullen neigen naar een van de andere twee categorieën (afb. 4.8). Naturalistisch. Restauraties die er natuurlijk uitzien en volledig passen bij de rest van het gebit. Deze patiënten zijn vaak het lastigst te behandelen, omdat hun gebit kan worden geken­ merkt door talrijke craquelures, slijtagevlakken, diastemen, vreemd gedraaide elementen en specifieke contouren waar­ op de restauratie moet worden afgestemd (afb. 4.9 en 4.10). Tandanatomie De anatomie en het polymorfe karakter van het gebit beïn­ vloeden de optische eigenschappen van gebitselementen en vergroten daarmee de complexiteit van kleurbepaling in de tandheelkunde. Menselijke tanden zijn polychromatisch, met kleurovergangen van gingivale naar incisale/occlusale, mesiale naar distale en labiale/buccale naar linguale vlakken. Deze overgangen komen voort uit verschillen in de dikte van glazuur en dentine en beïnvloeden naast kleur ook andere op­ tische eigenschappen van het gebit, zoals translucentie. Van­ wege deze complexiteit is het bepalen van één basiskleur niet voldoende voor een esthetisch verantwoorde kleur­ bepaling. Kleurbepaling door de tandarts moet gebeuren voor elk van de drie onderdelen van het gebitselement: de gingiva, het centrale deel en de incisale rand (afb. 4.11). Een van de eerste stappen van de analyse moet bestaan uit het bepalen of het element een hoge opaciteit of translucentie heeft (afb. 4.12 en 4.13). Deze informatie is nuttig voor de materiaalkeuze. Ook moet de tandarts voor elk onderdeel van het gebitselement de helderheid bepalen. Vervolgens moet de verzadiging van de tandkleur worden beoordeeld. Een voorbeeld van een hoge verzadiging is de dieporanje kleur waardoor het gebit van veel oudere patiënten wordt gekenmerkt (afb. 4.14). esthetische tandheelkunde (Prelum, 2013; ISBN: 978908562 1133). De auteurs van dit boek zijn Steven J. Chu et al.,

Pages Overview