Please activate JavaScript!
Please install Adobe Flash Player, click here for download

Dental Tribune Netherlands Edition No.3, 2018

6 INTERVIEW DENTAL TRIBUNE NETHERLANDS EDITION APRIL 2018 Niek Opdam over restauratieve tandheelkunde bij patiënten met gebitsslijtage “Behandelen kan altijd nog” TEKST: TESSA VOGELAAR / FOTO’S: D I Q U E. FOTOGRAFIE ‘Tanks’ noemt tandarts en universitair hoofddocent Niek Opdam de hoog- risicopatiënten met gebitsslijtage die hij ziet in het Centrum voor Com- plexe Tandheelkunde (CCT) in het Radboudumc. Deze patiënten maken eerst hun eigen gebit kapot en vervolgens de door de tandarts gemaakte restauratie, waarschuwt hij. Dental Tribune sprak met Opdam in het kader van het nieuwe AccreDidact-programma Behandeling van gebitsslijtage, waaraan hij meeschreef. Zijn advies voor het behandelen van gebitsslij- tage? “Maak pas op de plaats wanneer er geen hulpvraag is. Te veel tand- artsen willen te snel behandelen.” U heeft zich gespecialiseerd in de behandeling van gebitsslij- tage. Hoe bent u in dit vakge- bied terechtgekomen? Ik ben begonnen als algemeen practicus met een praktijk in de Achterhoek. In de jaren tachtig ben ik teruggekomen op de univer- siteit in Nijmegen en heb ik met Joost Roeters, inmiddels als hoog- leraar verbonden aan ACTA, veelal postacademisch onderwijs verzorgd over restauratief werk. In de jaren erna kwam composiet op als ver- vanger van amalgaam. Wij waren voorlopers op het gebied van com- posiet en waren benieuwd naar de mogelijke toepassingen, terwijl in die tijd amalgaan nog als de heilige graal werd beschouwd. Omdat wij nieuwsgierig waren naar de levens- Uit ons onderzoek weten we dat gebitsslijtage episodisch is duur van restauraties met compo- siet, ben ik dit in mijn eigen prak- tijk gaan evalueren. Op die manier ben ik eigenlijk in de practice based research ‘gerold’. Joost Roeters zag op het Centrum voor Bijzondere Tandheelkunde geregeld mensen met gebitsslijtage en besloot ook hen met composiet te behandelen. Toen ik daar eveneens mee aan de slag ging, kreeg ik steeds vaker pa- tiënten met gebitsslijtage doorver- wezen naar mijn praktijk in de Ach- terhoek. Zo ben ik langzamerhand een soort ‘self-learning’ expert ge- worden op dit vlak. Waarom vinden algemeen practici restaureren bij ge- bitsslijtage vaak lastig? Ten eerste vanwege de patiënt zelf. Deze risicogroep maakt het eigen gebit kapot. Wat de tandarts voor hen maakt, eveneens. Ik benoem dit ook altijd aan de patiënt: “U behoort tot de tanks onder de patiënten: als er de hele dag tanks over de A2 rij- den, gaat de weg ook kapot.” Het tweede punt is dat in veel ge- vallen een beetverhoging nodig is, omdat de patiënt de kauwvlakken heeft afgesleten. Veel tandartsen vinden een beetverhoging lastig en ik geef hen daarin geen ongelijk. Er dient namelijk een complete reha- bilitatie te worden uitgevoerd, het is heel iets anders dan een vulling maken of tandsteen verwijderen. Voor algemeen practici is dit echt buiten hun comfort zone, je hebt extra nascholing nodig om dit goed te kunnen doen. Wat zijn de grootste valkuilen van behandelen van gebitsslij- tage? Een grote valkuil is diagnostiek. Die is bij gebitsslijtage erg lastig. Waar- om vertoont de ene persoon slijtage en de andere niet? Op basis van eer- der onderzoek wordt het nuttigen van zure voedingsmiddelen vaak als oorzaak aangewezen. Bij de pa- tiënten die wij zien op het CCT, de ernstige gevallen, denken wij dat er meer aan de hand is dan alleen een teveel aan frisdrank. Bij een groot aantal patiënten kan het gaan om maagzuur, bijvoorbeeld om verbor- gen reflux. Patiënten vertonen dan klinische tekenen van chemische slijtage door maagzuur, maar zeg- gen nergens last van te hebben. Om een goede diagnose te stellen moet je je openstellen voor de op- ties. Veel cola drinken kan slijtage veroorzaken, maar let op: als ie- mand maagzuur heeft, is cola ook heel prettig. Op ons centrum heb- ben we een duidelijk geval gehad van verborgen reflux: deze patiënt was kok en de pijn in zijn mond belemmerde hem onder meer om goed te kunnen proeven. Alle symp- tomen wezen echter op reflux en de patiënt is doorverwezen naar de huisarts voor protonpompremmers. Die medicatie zorgde ervoor dat hij beter sliep en weer kon proeven; een enorme verbetering van kwaliteit van leven. We doen natuurlijk heel veel cosmetische tandheelkunde, maar in dit geval draait het echt om zorg. Dat vind ik echt kicken. Wat is er vanuit de wetenschap bekend over restauraties bij patiënten met gebitsslijtage? Op basis van gerandomiseerde stu- dies is niet te zeggen hoe lang een vulling meegaat bij iemand met gebitsslijtage, omdat aan die on- derzoeken vaak alleen de laagrisi- cogroepen meedoen. Dat zijn echter geen ‘zieke’ mensen met een klacht. Bij de laagrisicopatiënten gaan de restauraties veel langer mee. Dat er zo weinig gerandomiseerd on- derzoek naar de levensduur van een vulling is, komt mede doordat de uitgangssituatie per patiënt zo sterk verschilt. Gaat het om iemand die van zijn oude amalgaamvulling af wil? Of heeft iemand een vulling Niek Opdam. nodig vanwege een hoog cariësrisi- co omdat hij zo veel snoept? Het onderzoek dat er is, is vaak veel te gedetailleerd, omdat er in de eer- ste zes maanden amper veranderin- gen optreden. Wat je eigenlijk wil weten is hoe zo’n vulling er na tien jaar bij staat. Die onderzoeken zijn er echter nauwelijks, omdat men niet zo lang op onderzoeksresulta- ten wil wachten. Wil je de levens- duur weten van kronen? Dan zijn er systematic reviews die naar een periode van drie jaar kijken, that’s it. Behandelen als er geen hulpvraag is? Ik vind van niet Met welk onderzoek houdt u zich momenteel bezig? Op het CCT zijn wij enkele jaren ge- leden gestart met een prospectieve studie naar gebitsslijtage waaraan zo’n 200 hoogrisicopatiënten, met name bruxisten, deelnemen. In to- taal volgen we deze groep vijf jaar. Met het onderzoek willen we de keuzes onderbouwen die tandart- sen hebben voor de verschillende mogelijkheden om te restaureren. Uit het onderzoek weten we bij- voorbeeld dat gebitsslijtage episo- disch is. In het verleden kan het heel hard zijn gegaan, maar op een gegeven moment staat het stil. Op basis van dit gegeven is ons ad- vies dus niet direct te restaureren wanneer gebitsslijtage wordt ge- diagnosticeerd. Ons advies luidt: breng het in kaart, bespreek het met de patiënt en bekijk of er een hulpvraag is. Als een patiënt veel pijn heeft of er vanuit esthetisch oogpunt sprake is van ernstig ver- korte tanden, is er een reden om in te grijpen. Er zijn veel patiënten die helemaal geen hulpvraag hebben bij forse gebitsslijtage; die vinden het allemaal wel best. Moet je dan een behandeltraject opzetten? Ik vind van niet. Loopt de tandarts daarmee niet het risico beschuldigd te worden van ‘gecontroleer- de verwaarlozing’ (supervised neglect)? Daar wil ik wel een lans voor bre- ken: dat is écht niet het geval. Deze groep patiënten maakt zijn eigen gebit kapot. Als zo’n risicopatiënt nog jong is, moet je er rekening mee houden dat restauraties nog een aantal keer kapot gaan en tel- kens weer opnieuw gemaakt moe- ten worden. Tandartsen moeten er daarom voor waken niet te veel biologische schade aan te richten. Dit dynamische restauratieconcept is ons advies bij gebitsslijtage. Ga eerst maar eens monitoren, want een behandeling kan altijd nog. En laat de patiënt de regie voeren over zijn eigen zorg. Overleg met de pa- tiënt en houd het dossier goed bij. Biografie Niek Opdam is als universitair hoofddocent verbonden aan het Radboudumc in Nijmegen. Naast het geven van onderwijs doet hij onderzoek op het ter- rein van de restauratieve tand- heelkunde met als speciale aandachtsgebieden de levens- duur van restauraties die in de algemene praktijk gemaakt zijn, secundaire cariës en ge- bitsslijtage. In 1998 promoveer- de hij op het proefschrift Clinical procedures for posterior composite restorations. Opdam werkt part- time in zijn verwijspraktijk in het Gelderse Ulft, met als dif- ferentiatie de adhesieve tand- heelkunde. In zijn praktijk be- handelt hij veel patiënten met gebitsslijtage. Geef daarnaast een gebitsmodel met een datum erop mee, zodat een patiënt dit bijvoorbeeld aan een vol- gende tandarts kan laten zien. Op deze manier is na te gaan waaruit jouw behandeling bestond en kan niemand je beschuldigen van su- pervised neglect. Veel tandartsen grijpen dus te snel in bij gebitsslijtage? Je hebt twee soorten tandartsen: de proactieve en de reactieve. Als de Lees verder op pagina 8

Pages Overview