Please activate JavaScript!
Please install Adobe Flash Player, click here for download

Dental Tribune Netherlands Edition No.6, 2016

DENTAL TRIBUNE NEDERLANDSE EDITIE AUGUSTUS 201618 Forum Samenwerking binnen de mondzorg: extra spannend! In 2000 schreven Yvonne Buunk-Werkhoven (mondhygiënist en sociaal psycholoog) en Warner Kalk (tandarts) gezamenlijk een beleidsdocument over een ruimere samenwerking tussen tandarts en mondhygiënist. Zestien jaar later krijgt de taakherschikking in de mondzorg ‘eindelijk’ gestalte. Op 7 september (mini- symposium ANT) en 3 oktober (rondetafeloverleg Tweede Kamer) krijgt de discussie over de wenselijkheid van taakherschikking een vervolg. In deze beschouwing gaan Buunk-Werkhoven en Kalk in op de grondslagen van goede samenwerking in de mondzorg. Al ruim 15 jaar pleiten ondergete­ kenden ervoor om in de Groningse mondzorgopleidingen een manier van samenwerken te concretiseren gericht op integrale mondzorg, waarbij de patiënt centraal staat, verleend door tandarts en mondhygiënist met ieder een eigen, maar breed beroepsprofiel. Dat zou niet alleen de satisfactie van de beroepsbeoefenaren, maar ook de efficiëntie en effectiviteit van de mondzorg ten goede komen. De professionele relatie tussen de mondhygiënist en de tandarts dient ge- lijk te zijn aan die tussen de huisarts en de specialist. Deze stelling stond in het proefschrift van Y.A.B. Buunk- Werkhoven (2010), getiteld “World White Teeth: Determinants and promotion of oral hygiene behavior in diverse contexts.” De weg naar deze gewenste taakherschikking is echter lang en niet zonder hinder­ nissen gebleken. De huidige, veelal op emotionele gronden gevoerde discussie rondom de voorgeno­ men taakherschikking, opnieuw opgelaaid na de brief van minister Schippers van 7 juni jl., vraagt om reflectie. Wat zijn nu écht de con­ sequenties van de voorgenomen herverdeling van zorgtaken? Wat verandert er voor mondzorgprofes­ sionals? Spanning en competitie In het samenwerkingsproces in de mondzorg kunnen de spanningen toenemen. Vanuit de sociale psy­ chologie is bekend dat naarmate groepen (de beroepsgroepen tand­ artsen en mondhygiënisten) qua status dichter bij elkaar komen, er des te meer competitie tussen de groepen kan ontstaan. Juist daar­ om is het meer dan ooit van belang inzichtelijk te maken bij welke wij­ ze van samenwerken de mondzorg het meeste gebaat is. Daarbij spe­ len verschillende sociaalpsycholo­ gische processen een rol. Een solistisch werkzame be­ roepsbeoefenaar is vrij om te den­ ken en handelen zoals hij of zij dat zelf wil. Zodra een tandarts en een mondhygiënist besluiten samen te werken, verliezen beide personen iets van die vrijheid en kunnen zij geconfronteerd worden met onze­ kerheden. Een aantal vragen blijft bij aanvang vaak nog onbeant­ woord, bijvoorbeeld: hoe moet ik me in het gezelschap van de an­ dere persoon gedragen? Wat ver­ wacht de ander van mij? Wie heeft het voor het zeggen? Hoe worden de werkzaamheden op elkaar af­ gestemd, wie doet wat? Wat vindt de ander van mij? Iedere persoon zal een samenwerking aangaan overeenkomstig zijn/haar eigen opvattingen en wensen. Onderlinge beïnvloeding is dan ook niet weg te denken binnen het samenwer­ kingsproces. Bovendien zal een be­ paalde mate van wederzijdse aan­ passing (conformeren) nodig zijn om tot een werkbare relatie te komen als er verschillen zijn in opvat­ tingen, wensen en gedragingen. Ook de verdeling van invloed en rollen is van belang. Daarbij gaat het om de vraag wie eindverantwoordelijk is, wie welke bijdrage levert en hoe de tandarts en mondhygiënist in dat opzicht van elkaar te onder­ scheiden zijn. Hoe de onderlinge affectieve relatie tussen de tandarts en mondhygiënist is (sympathie en antipathie) en de mate van inter­ persoonlijke attractie is bepalend voor voldoende teamgeest. Communicatie en overleg Deze aspecten worden zichtbaar in de manier waarop de onderlinge communicatie (verbaal en/of non-ver­ baal!) verloopt: het proces waarin de tandarts en mondhygiënist hun kennis, opvattingen, wensen en gevoelens tot uitdrukking brengen en aangeven hoe ze willen samen­ werken. Wanneer de verschillen in communicatie tussen tandarts en mondhygiënist te groot zijn, kan dat leiden tot onderlinge conflicten en strijd om het eigen gelijk. Deze verstoringen kunnen leiden tot een ondoelmatige samenwerking. Binnen elk samenwerkingsver­ band is structureel overleg noodza­ kelijk. Daarbij moet men het eens worden over de vraag waarover be­ roepsbeoefenaren met elkaar moe­ ten overleggen. Voorwaarde is bo­ vendien dat de zorg(taak)verdeling duidelijk en inzichtelijk is. Bin­ nen de huidige benadering van de mondzorg liggen de accenten voor de tandarts grotendeels op diag­ nostiek en behandeling van com­ plexe mondproblemen in relatie tot de algemene gezondheid. Voor de mondhygiënist liggen de accen­ ten voornamelijk op promotie van een gezonde mond en de professio­ nele preventie, waarvan screening en monitoring van de algehele (mond)gezondheid en leefstijl een belangrijk onderdeel vormen. Een adequate integrale zorg­ verdeling kan alleen plaatsvinden wanneer tandarts en mondhygi­ ënist overeenkomstige visies op mondzorg hebben en betrokken zijn en blijven bij ieders vakgebied. Kortom, naast het erkennen van ieders kunnen is ook het onderkennen van ie- ders beperkingen in kennis en kunde be­ palend. Pas als hierover openheid en communicatie is, kunnen behandel­ mogelijkheden worden afgestemd en passende grenzen binnen de zorgverdeling worden aangegeven. Wederzijds inzicht Met de huidige ontwikkelingen, waarin de mondhygiënist steeds meer zorgtaken krijgt die voorheen waren voorbehouden aan tandart­ sen, is inzicht in samenwerkings­ aspecten en in kennis en vaardig­ heden van de beroepsbeoefenaren meer dan ooit noodzakelijk. Vooral van belang is nu om inzicht in ie­ ders kunnen en in ieders beperkin­ gen in de algehele mondzorgver­ lening te hebben. Zo kan bepaald worden wat nodig en mogelijk is om samenwerking tussen tandarts en mondhygiënist te realiseren dan wel te optimaliseren. Pas als er bij zowel tandarts als mondhygiënist duidelijkheid, openheid en communicatie over eigen capaciteiten en functioneren is, kunnen behandelmogelijkheden worden afgestemd en passende grenzen binnen de zorgverdeling en -verlening door de gezamen­ lijke beroepsbeoefenaren worden bepaald. Hierbij is het belangrijk gezamenlijk af te spreken waar de mondhygiënist een signalerende, monitorende of behandelende functie vervult. Zeker met de ver­ anderende wet- en regeleving zijn structureel overleg en tijd onmis­ bare factoren binnen het samen­ werken om zowel persoonlijke als zorgtaakgebonden problematiek te voorkomen, inzichtelijk te maken en op te lossen. Afwijkende ­competenties Ondergetekenden signaleer­ den bij het opstellen van het beleidsdocument in 2000 dat de bredere kennismaking met ie­ ders vakgebied tot meer samen­ hang leidde in de algehele mondzorg. Dit kwam de kwali­ teit van de geleverde mondzorg ten goede, aangezien tandarts en mondhygiënist afwijkende competenties bezitten. Destijds kwam naar voren dat in de fase van herkenning en pro­ bleemstelling bij mondhygiënis­ ten problemen optraden bij het koppelen van de waarneming in de mond aan de etiologie en pathogenese. De aan de proble­ matiek gekoppelde verwachtin­ gen en de (on)mogelijkheden van een eventuele behandeling waren soms moeilijk vast te stellen door leemtes in kennis en kunde. Dit uitte zich vooral bij pre-edentate patiënten, functieproblemen en specifieke pijnklachten, en ook bij occlu­ sale cariësdiagnostiek. Bij tandartsen kwamen in veel gevallen tekortkomingen voor in de professionele preventieve mogelijkheden en parodon­ tale probleemstelling. Bepalen in hoeverre een element na parodontale behandeling nog te behouden is, blijkt in sommige gevallen lastig te beoordelen. Ook omdat dit mede wordt beïnvloed door de vraag of het om functionele redenen gewenst is een bepaald element te behouden. Voor mondhygiënisten bleek het in sommige situaties lastig te bepalen welke elementen behouden moeten blijven voor tandheelkundige restauratieve en/of vervangende voorzienin­ gen. Omgekeerd was het voor tandartsen lastig te bepalen welke elementen na parodontale zorg nog functioneel kunnen zijn. De tandarts bleek over het algemeen in gebreke te blijven bij professionele preventie, vooral in het geven van effec­ tieve voorlichting en het promo­ ten van zelfzorg en de daaraan gekoppelde gedragsverandering. “Inzicht in ieders kunnen en beperkingen is belangrijk”

Pages Overview