Please activate JavaScript!
Please install Adobe Flash Player, click here for download

Dental Tribune Netherlands Edition

8 Interview dental tribune - netherlands edition december 2015 heraeus-kulzer.com Giving a hand to oral health. GLUMA® Desensitizer GLUMA® Desensitizer PowerGel Effectief tegen pijn. GLUMA® Desensitizer: Bewezen in meer dan 50 miljoen restauraties: ■ Effectief reduceren van dentine overgevoeligheid. ■ Eenvoudig in het gebruik. ■ Niet inmasseren, niet polymeriseren. ■ Compatibel met alle bondings en restauratieve materialen. GLUMA® Desensitizer PowerGel: Optimale visuele controle dankzij de unieke groene kleur: ■ Hetzelfde langdurige effect als GLUMA Desensitizer. ■ Gecontroleerde en nauwkeurige 1-staps applicatie. ■ Thixotrope gel, loopt niet weg. ■ Goede visuele controle bij het aanbrengen en wegspoelen. Twee producten, één oplossing tegen overgevoeligheid. Dat is opmerkelijk, want koolzuurhoudende frisdrank staat als boosdoener bij tanderosie te boek… Uit de eerste resultaten van ons klinische onderzoek blijkt dat vooral maagzuur door reflux voor het zuur zorgt dat slijtage veroorzaakt. Dat was voor mij een eye-opener, ik had nooit ge- dacht dat refluxklachten zo’n in- vloed zouden hebben op de staat van iemands gebit. Ik kon me wel voorstellen dat heftige zuuraan- vallen door bijvoorbeeld veelvul- dig overgeven, al dan niet door een eetstoornis, slijtage veroor- zaken. Maar dat zou slechts een klein deel van de patiënten be- treffen. Het zuur uit frisdrank leek een veel logischer verkla- ring, maar uiteindelijk blijkt de invloed van refluxklachten vele malen groter. In ons onderzoek, waar inmiddels zo'n 200 patiën- ten zijn opgenomen, blijkt zelfs ongeveer 40% tekenen van reflux te vertonen. Wat moet een tandarts doen wanneer een patiënt met ernstige gebitsslijtage in de stoel komt? Allereerst moet de etiologie van het probleem bepaald worden. Als je de oorzaak niet weet, weet je ook niet welk probleem je op moet lossen en waarmee je reke- ning moet houden in de behan- deling. Als er sprake is van reflux, moet deze eerst verminderen, an- ders blijft er slijtage optreden. Overigens blijken veel van die patiënten zich er niet van be- wust dat zij refluxklachten heb- ben. Het loont daarom zeker om als tandarts een patiënt bij wie je reflux vermoedt als oorzaak van de erosie – iemand beschrijft bij- voorbeeld vaak last van de maag te hebben, een drukkend gevoel achter het borstbeen, heesheid, of veel water drinken ’s nachts – door te sturen naar de huisarts, zodat deze eventueel maagzuurrem- mers voor kan schrijven. Is er een grote bruxismefactor, dan loont het om daar iets aan te doen. Wel wil ik me aansluiten bij het eerde- re betoog van prof. dr. Frank Lob- bezoo in deze krant om niet zon- der meer iedereen een knarsplaat aan te meten, maar de achterlig- gende problematiek aan te pak- ken. Een knarsplaat kan zelfs juist gecontra-indiceerd zijn bij patiën- ten met refluxproblemen. Wat te doen als de oorzaken bekend zijn? Dan moet een tandarts nagaan wat precies de hulpvraag van de patiënt is – heeft hij pijn, func- tieverlies of een esthetisch pro- bleem – maar vooral óf er wel een hulpvraag is. De hulpvraag dient leidend te zijn voor de beslis- sing om restauratief in te grijpen. Al komt een patiënt bij mij in de stoel met ontzettend veel weef- selverlies en jeuken mijn handen om er iets aan te doen: als de pa- tiënt er geen probleem mee heeft, grijp ik in eerste instantie niet restauratief in. Wat ik wel doe, is counselen en monitoren. Je moet een pa- tiënt met zoveel weefselverlies goed blijven volgen en in kaart brengen of de slijtage progressief is. Progressie kan uiteindelijk ook een reden zijn om restaura- tief in te grijpen. Dat doe je door goed met de patiënt te praten over het probleem, uit te leggen waarom je er (nog) niets aan gaat doen en om de twee à drie jaar nieuwe gebitsafdrukken te ma- ken. Eigenlijk moet dat monito- ren ook al als behandeling wor- den gezien. Waarom is die terughoudendheid om restauratief in te grijpen zo belangrijk? Een patiënt die zijn eigen denti- tie al versleten heeft, gaat ook een restauratie weer verslijten. Hoe je de restauratie ook maakt, het is geen oplossing die de rest van een leven meegaat. Je moet een dyna- misch behandelconcept hebben: over tien, misschien vijftien jaar moet je weer ingrijpen. Hoe lan- ger je wacht met restauratief in- grijpen, hoe minder vaak je moet herbehandelen. Het is tevens belangrijk om de patiënt duidelijk te maken dat herbehandeling altijd nodig is, en dat dit niet komt door een gebrekkige restauratie, maar ei- genlijk door henzelf. Ik zeg wel- eens tegen mijn patiënten: “Als je met een tank over de A2 rijdt, dan gaat de weg kapot. Dat komt niet omdat de weg slecht is, dat komt omdat hij niet bestand is tegen een tank. Voor uw gebit bent u eigenlijk een tank.” (lacht) Als de noodzaak tot restauratief ingrijpen er is, wat is dan de beste aanpak? Ik doe bijna alles met een com- posietrestauratie. Daarbij is het motto: niet te dun! Wees niet bang voor een forse beetverho- ging. De meest gemaakte fout bij het restauratief aanpakken van slijtage is dat de tandarts Wees niet bang voor een flinke beetverhoging > vervolg van pagina 6 te voorzichtig is met het opho- gen van de beet. Als je twijfelt of je 2mm of 3mm zult verhogen, is mijn advies om voor 3mm te kiezen. Dat heeft twee redenen. Ten eerste verlies je nog hoog- te tijdens de behandeling door- dat je gaat afwerken en polijsten. Daarmee raak je al snel een mil- limeter kwijt. Bovendien, simpel gezegd: dikke zolen lopen langer. Aangezien je deze patiënten hoe dan ook weer gaat behandelen, kun je dat moment best zo lang mogelijk uitstellen. Bij het Radboudumc doet u klinisch onderzoek naar de behandeling van gebits­ slijtage. Is hier nog sprake van een hiaat in de kennis? Er zijn bijzonder weinig onder- zoeken naar de behandeling van ernstige slijtage. Op de case re- ports die er zijn kun je geen be- handelprotocol baseren, daar heb je prospectieve studies voor no- dig. De prospectieve studie naar gebitsslijtage met de meeste ge- ïncludeerde patiënten die tot nu toe is gepubliceerd, bevat zestien patiënten. Dus een hiaat in de literatuur is licht uitgedrukt. Het Nijmeegse onderzoek is met zo'n tweehonderd patiën- ten het grootste klinische on- derzoek naar de behandeling van ernstige gebitsslijtage ter wereld. We vergelijken eigenlijk vier be- handelingen: directe restauratie met composiet, indirecte restau- ratie, een combinatie tussen in- direct en direct of counseling en monitoring. Ook hiermee willen we aantonen dat het goed moni- toren van patiënten met ernstige gebitsslijtage een vorm van be- handeling is. De eerste resulta- ten wijzen ook die kant op: van de 56 patiënten die geïncludeerd

Pages Overview