Please activate JavaScript!
Please install Adobe Flash Player, click here for download

Dental Tribune Netherland Edition

10 Excerpt dental tribune - netherlands edition augustus 2015 Gebitsslijtagebeoordelingssysteem (GBS): basisdiagnostiek 2.1 Diagnostiek in de algemene praktijk Het diagnosticeren van gebitsslij- tage is moeilijk en veeleisend voor de behandelaar. Het vereist een allesomvattende benade- ring.16 De eerste belangrijke stap is het herkennen van gebitsslijta- ge en de subvormen ervan, ofte- wel het kwalificeren van de waar- genomen gebitsslijtage. Om dit te kunnen, is gedegen kennis van de oorspronkelijke tandmorfolo- gie een vereiste. Diverse beschrij- vingen zijn reeds verschenen. Die van Gandara en Truelove17 en re- centelijk die van Ganss en Lus- si18 zijn zeer bruikbaar en (uiter- aard) ook deels overlappend. De klinische kenmerken die worden benoemd zijn bedoeld om de di- verse subvormen te kunnen on- derscheiden (zie paragraaf 2.2). Na het kwalificeren is het kwan- tificeren van de gebitsslijtage de volgende stap; met andere woor- den het in kaart brengen van de ernst van de gebitsslijtage door er een cijfer aan te geven. Voor het kwantificeren van gebitsslijtage zijn diverse indirecte technieken mogelijk, waarbij bijvoorbeeld ge- bruik kan worden gemaakt van scanners, lasers en elektronen- microscopie.19,20 Hoe nauwkeurig en betrouwbaar dergelijke tech- nieken ook mogen zijn, ze zijn (nog) niet toepasbaar voor da- gelijks klinisch gebruik. Uiter- aard leveren ze wel een bijdrage aan het verbeteren van de ken- nis over het slijtageproces. Wel- licht krijgt de tandarts in de (nabije) toekomst wel de beschik- king over chairside diagnostische hulpmiddelen om gebitsslijta- ge nauwkeurig te kwantificeren, waarbij gedacht moet worden aan digitale mondscanners. Voor het intraoraal kwantificeren van gebitsslijtage bestaan er vele in- dices. Helaas blijft het gebruik vaak beperkt tot de groep on- derzoekers die de meetmetho- de heeft ontwikkeld. Bovendien kennen alle indices hun tekort- komingen.21,22 Voordat de kwantificering van ge- bitsslijtage verder wordt bespro- ken, passeren eerst twee veelge- bruikte graderingsmethoden kort de revue. Als eerste een methode die zich concentreert op slechts één subvorm van gebitsslijtage. Omdat er, zoals eerder vermeld, vrijwel altijd sprake is van meer- dere subvormen van slijtage,23 kan worden geconcludeerd dat metho- den die maar één subvorm kwan- tificeren, minder bruikbaar zijn. De Basic Erosive Wear Examina- tion (BEWE)24 is een voorbeeld van een index die alleen erosie- ve gebitsslijtage kwantificeert. ­Mechanische gebits­slijtage wordt in dit systeem niet gescoord. Een ander nadeel van de BEWE is, dat men de toename aan slij­ tage bepaalt door het weefsel- verlies van de gebitselementen vooral in horizontale zin te be- oordelen; dat wil zeggen, slijtage parallel aan het kauwvlak. Voor het restaureren van gebitsslijtage is verticaal hoogteverlies echter van een veel grotere importan- tie. Een graderingsmethode zou dus vooral hierin moeten kunnen discrimineren. Tot slot, een derde nadeel is dat de scores uit de res- pectievelijke sextanten bij elkaar worden opgeteld, wat kan leiden tot maskering van hoge scores in één of meer van de sextanten. Men middelt de scores immers. Dit is uiteraard onwenselijk. Een tweede, wereldwijd veelge- bruikte methode is de gebitsslij- tage-index van Smith en Knight, de Tooth Wear Index (TWI).25 Meer dan 25 jaar geleden, toen het probleem van gebitsslijtage nog niet zo in de aandacht stond, werd deze index al voorgesteld. Positief is dat alle subvormen van gebitsslijtage met de TWI kun- nen worden beoordeeld, en niet slechts één. Het invullen van de index is echter tijdrovend, om- dat alle elementen worden beoor- deeld, hoewel de auteurs aange- ven dat dit maar vijf minuten in beslag neemt. Tevens wordt de beoordeling van de slijtagetoena- me vooral in horizontale zin ge- meten, net als bij de BEWE, en bij voortgaande slijtage maakt de index geen verder onderscheid in ernst mogelijk. Daarnaast is het lastig een percentage blootliggend dentine te schatten ten opzichte van de omringende glazuurgebie- den. Er is dus behoefte aan een systeem dat aan de hiervoor be- sproken bezwaren tegemoetkomt. Een universeel te gebruiken me- thode voor het kwantificeren van gebitsslijtage moet idealiter aan een aantal eisen voldoen: • bruikbaar voor alle subvormen van gebitsslijtage; • snel en gemakkelijk toepasbaar, ook in de algemene praktijk; • geschikt voor onderzoeksdoeleinden; • geschikt om voortschrijdende slijtage te monitoren. Deze eisen zijn verenigbaar en realiseerbaar als er een systeem Dit is een fragment uit het recent verschenen nascholingsprogramma Diagnostiek van gebitsslijtage (AccreDidact), geschreven door P. Wetselaar en F. Lobbezoo. Gebitsslijtagebeoordelingssysteem: basisdiagnostiek | 11 Voordat de kwantificering van gebitsslijtage verder wordt besproken, passeren eerst twee veelgebruikte graderingsmethoden kort de revue. Als eerste een methode die zich concen- treert op slechts één subvorm van gebitsslijtage. Omdat er, zoals eerder vermeld, vrijwel altijd sprake is van meerdere subvormen van slijta- ge,23 kan worden geconcludeerd dat methoden die maar één subvorm kwantificeren, minder bruikbaar zijn. De Basic Erosive Wear Exami- nation (BEWE)24 is een voorbeeld van een index die alleen erosieve gebitsslijtage kwantificeert. Mechanische gebitsslijtagewordt inditsysteem niet gescoord. in algemene praktijk in gedifferentieerd centrum kwalificering kwantificering vastleggen kwalificering kwantificering uitgebreid vastleggen zorgvraag versus redenen om te behandelen medische en tandheelkundige anamnese afnemen vragenlijsten speekseltesten therapiestart moeilijkheidsgraad behandeling diagnostiek DTWSI klinische-kroonlengten medische en tandheelkundige anamnese al aanwezig Afbeelding 7. Het Gebitsslijtagebeoordelingssysteem (GBS). sslijtage (binnenwerk).indd 11 29-05-15 11:45 Afbeelding 7. Het Gebitsslijtagebeoordelingssysteem (GBS). Gebitsslijtagebeoordelingssysteem: basisdiagnostiek | 13 klinische tekenen van erosie 1. occlusale ‘cupping’, incisale ‘grooving’, ‘cratering’◊ het ronder worden van knobbels en fissuren† 2. slijtage op niet-occluderende oppervlakken◊ 3. ‘hoogstaande’ restauraties◊† 4. brede concaviteiten in glad glazuur,◊ convexe vlakken worden platter, concaviteiten verschijnen, breedte overstijgt de diepte† 5. toegenomen incisale translucentie◊ 6. schoon, mat uiterlijk van amalgaamrestauraties◊ 7. behoud van de glazuurrand ter hoogte van de sulcus gingivalis◊† 8. geen plaque, aanslag of tandsteen◊ 9. hypergevoeligheid◊ 10. glad zijdeachtig glimmend,◊ zijdeachtig geglazuurd uiterlijk, soms dof oppervlak† klinische tekenen van attritie 1. glimmende facetten,◊ vlak en glanzend† 2. glazuur en dentine slijten in dezelfde mate◊ 3. in elkaar passende slijtage op occluderende vlakken,◊ in elkaar passende vormen van de antagonisten,† bruxopositie proaal, rechts-lateraal en/of links-lateraal ⁋ 4. mogelijk fracturen van knobbels of restauraties◊ 5. impressies in wang, tong of lip⁋ klinische tekenen van abrasie 1. meestal aanwezig in de cervicale delen van gebitselementen◊ 2. laesies zijn eerder breed dan diep◊ 3. meestal zijn premolaren en cuspidaten aangedaan◊ Tabel 2.1 De module Kwalificering van het GBS ◊ Volgens Gandara en Truelove. † Volgens Ganss en Lussi. ⁋ Volgens Wetselaar, Van der Zaag en Lobbezoo. Afbeelding 8. Chemische slijtage door zuurinwerking: ‘hoogstaande’ restauraties, het tandweefsel rondom de amalgaam- en composietrestauraties slijt weg. Afbeelding 9. Chemische slijtage door zuurinwerking: behoud van de glazuurrand ter hoogte van de sulcus gingivalis. Tabel 2.1. De module Kwalificering van het GBS. Afbeelding 8. Chemische slijtage door zuurinwerking: ‘hoogstaande’ restauraties, het tandweefsel rondom de amalgaam- en composietrestauraties slijt weg. Afbeelding 9. Chemische slijtage door zuurinwerking: behoud van de glazuurrand ter hoogte van de sulcus gingivalis. Afbeelding 10. Mechanische slijtage door functie of parafunctie: vlakke, glimmende facetten. Afbeelding 11. Mechanische slijtage door functie of parafunctie: glazuur en dentine slijten in dezelfde mate. wordt gebruikt dat uit verschil- lende modules bestaat. Om aan deze eisen te voldoen, maar ook om andere noodzakelijke diag- nostische middelen te incorpore- ren, is het Gebitsslijtagebeoorde- lingssysteem (GBS) ontwikkeld. Het GBS wordt in de volgende pa- ragrafen beschreven. Het bestaat uit diagnostiekmodules, zowel voor basisdiagnostiek als voor uitgebreidere diagnostiek, en be- handelingmodules. De behande- laar kan uit het GBS de modules selecteren die voor hem in een bepaalde behandelsetting het meest passend zijn. In een ge- differentieerd centrum zullen bij uitgebreide diagnostiek meestal (bijna) alle modules van het sys- teem worden benut. Dit geldt ook voor de anamnese, omdat de pa- tiënt voor het centrum immers een nieuwe patiënt is. In de alge- mene praktijk zal de behandelaar maar een beperkt aantal modules hoeven te gebruiken voor de ba- sisdiagnostiek. 2.2 Herkennen, kwalificering Vele termen en beschrijvin- gen zijn gebruikt om aan te geven welke subvormen van gebitsslijtage worden vermoed op grond van een mondinspectie. Zoals eerder aangegeven, is de reeks van Gandara en Truelove22 een goede, samenhangende lijst. Deze auteurs kwamen met een lijst klinische tekenen van ero- sie, attritie en abrasie. Deze te- kenen zijn weergegeven in tabel 2.1, aangevuld met die van Ganss en Lussi18 en Wetselaar et al.1 De waargenomen klinische tekenen kunnen in de daartoe vervaardig- de module worden ingevuld. Hoe meer tekenen gevonden worden van een bepaalde subvorm van gebitsslijtage, des te waarschijn- lijker is het dat deze subvorm deel uitmaakt van het complexe sslijtage (binnenwerk).indd 1129-05-1511:45

Pages Overview