Please activate JavaScript!
Please install Adobe Flash Player, click here for download

Dental Tribune Netherland Edition

8 Parodontologie dental tribune - netherlands edition augustus 2015 De vooruitgang van de parodontologie De nieuwe norm in reiniging en desinfectie! Betere hygiëne, meer capaciteit, meer zekerheid * Bij aankoop van een Miele thermodesinfector. GRATIS starterskit Miele ProCare Dent* Miele thermodesinfectoren overtuigen met perfecte reinigingsresultaten en een grote capaciteit. De nieuwe generatie staat garant voor maximale hygiëne en veiligheid tijdens de verwerking van uw kostbare instrumenten.  Krachtige gepatenteerde spoeltechniek door een frequentiegestuurde circulatiepomp met geïntegreerde verwarming  Optimale reiniging door verbeterde rekken en inzetten  Minder verbruik van water, energie en chemie door toepassing van specifieke programma‘s en EcoDry  Hoge betrouwbaarheid van het proces door nieuwe uitgebreide controlefuncties Voordelen waar u dagelijks plezier van heeft! Info: (0347) 37 88 84 www.miele-professional.nl In juni vond in Londen EuroPerio8 plaats, het toonaangevende drie- jaarlijkse congres van de European Federation of Periodontology. Ex- clusief voor Dental Tribune schreef prof. dr. Mark Bartold, hoogle- raar Parodontologie aan de Uni- versiteit van Adelaide, Australië en een van de hoofdsprekers op Euro- Perio8, een korte geschiedenis van de parodontologie. Een reis langs de ontelbare stappen voorwaarts die al zijn gezet en die het vakgebied in de toekomst staan te wachten. In de afgelopen twintig jaar is er aanzienlijke vooruitgang geboekt in de parodontologie. Veel nieu- we ontdekkingen hebben geleid tot verandering in onze denkwij- ze over en aanpak van parodon- tale therapie. In 1999 ontwierp de American Academy of Periodon- tology een classificatiesysteem voor parodontitis, waarin onge- veer vijftig verschillende typen parodontale aandoeningen waren vastgelegd. Het was overduidelijk dat dit een onhandelbaar systeem was en in werkelijkheid werd het teruggebracht naar slechts drie typen plakgeassocieerde paro- dontale aandoeningen: gingivi- tis, chronische en agressieve pa- rodontitis. Hoewel de correctheid van de termen ‘chronisch’ en ‘agressief’ veel is bediscussieerd, hebben ze dienst gedaan als raamwerk voor zowel wetenschappers als cli- nici om de verschillende typen parodontitis van meetbare kli- nische parameters te voorzien. Ook vormden ze de basis voor het ­begrijpen van behandelingspro- tocollen en -uitkomsten. Deson- danks werd langzaam duidelijk dat het classificeren op basis van alleen deze twee termen te simpel is vanwege de heterogeniteit van parodontitis. Het is wellicht hoog tijd om dit classificatie­systeem eens te herzien en te bepalen of onze huidige kennis van de epi- demiologie en pathologie van de aandoening gebruikt kan worden om betere definities op te stellen. In de afgelopen 25 jaar zijn minstens tien verschillende classificatiesystemen geopperd, waarvan er geen enkele volledig is overgenomen. Het is duidelijk dat hierin nog grote uitdagingen liggen. Bijvoorbeeld dat door de heterogeniteit van zowel chroni- sche als agressieve parodontitis beide groepen een veelheid aan subcategorieën omvatten, op ba- sis van onder andere microbiële eigenschappen en omgevingsfac- toren. Bacteriën zijn nodig, maar niet voldoende voor ontstaan In de jaren negentig van de vo- rige eeuw trad een zeer belang- rijk conceptuele omslag op in ons denken over tandplak en zijn in- teractie met de subgingivale om- geving. De erkenning dat subgin- givale plak bestond in de vorm van een biofilm met zijn eigen mi- croregulatoire en -communica- tieve eigenschappen, veranderde ons denken over hoe het subgin- givale microbioom interacteerde met zichzelf en met de patiënt. Hiervan uitgaande werd weten- schappelijk onderzoek in de daar- opvolgende twee decennia ge- richt op de rol van biofilm en de microbiële inwoners daarvan bij parodontitis. Hoewel het duide- lijk was dat parodontitis niet kan ontstaan in afwezigheid van bac- teriën, werd steeds meer klinisch bewijs gevonden dat hun aanwe- zigheid niet als enige veroorza- ker kon worden aangewezen. Dit bleek uit de beschrijving van pa- tiënten die een aanzienlijke hoe- veelheid tandplak hadden, maar geen parodontitis ontwikkelden, en van patiënten die een forse ­parodontitis hadden, maar amper tandplak. Deze observaties leidden tot een ingrijpende paradigma­ wisseling in de parodontologie: de overtuiging dat bacteriën no- dig, maar niet voldoende waren voor de ontwikkeling van paro- dontitis. Het werd duidelijk dat naast tandplak ook omgevings- factoren en de eigenschappen van de ‘gastheer’, oftewel de pati- ënt, een belangrijke rol speelden in de klinische manifestatie van parodontitis. Met dit idee ont- stond een nieuwe, betere onder- legde aanpak van onze patiënten, waarbij naast de mondhygiëne ook deze andere factoren in kaart werden gebracht en waar nodig aangepakt. Inmiddels wordt ge- steld dat tandplak (en de gevol- gen ervan) slechts 20% vormen van het risico op het ontwikkelen van parodontitis. De overige 80% van de risico­factoren moet in de diagnose en behandeling dus niet vergeten worden. Ontwikkeling van parodontale geneeskunde als subdiscipline De term ‘parodontale genees- kunde’ werd voor het eerst ge- bruikt door Offenbacher in 1997, als ‘een brede term voor een snel groeiende tak binnen de paro- dontologie, die zich richt op de relatie tussen parodontale ge- zondheid of ziekte en de sys- temische gezondheid’. In 2000 had het bewijs dat mondgezond- heid en algehele gezondheid niet apart van elkaar moeten worden beschouwd, zich opgestapeld. Geleidelijk kreeg het concept parodontale geneeskunde meer grip, met als centrale hypothese dat een parodontale infectie of ontsteking een significante chro- nische ontstekingslast leggen op de algehele gezondheid. Hoewel er nog voldoende werk te doen is, heeft het afgelopen de- cennium significante vooruitgang gebracht. Diabetes is onweerleg- baar vastgesteld als een risicofac- tor voor parodontitis en vice versa wordt parodontitis gezien als een belangrijke factor die de glykemi- sche balans van diabetici kan be- ïnvloeden. Andere aandoeningen waarbij duidelijk bewijs is voor een (wederzijdse) relatie met pa- rodontitis zijn cardiovasculaire aandoeningen, reumatoïde ar- tritis, obesitas en verschillende ­renale aandoeningen. Het moet nog worden bewezen dat de behandeling van parodonti- tis ook een (positieve) impact heeft op de systemische gezondheid, maar in ieder geval voor diabetes, reumatoïde artritis en cardiovas- culaire aandoeningen stapelen de aanwijzingen zich op. Helaas is met de toegenomen aandacht ook de ‘ruis’ in het veld toegenomen: op dit moment wordt van een klei- ne zestig aandoeningen geclaimd dat zij in de categorie ziekten val- len waarbij mondgezondheid en systemische gezondheid aan el- kaar gekoppeld zijn, terwijl dit van de meesten geenszins biologisch of klinisch plausibel is. De mogelijkheid van parodontale regeneratie De regeneratie van door parodon- titis beschadigd weefsel wordt gezien als het ultieme doel in parodontale behandelingen. In de afgelopen decennia zijn ver- schillende procedures beschre- ven, waarvan de meeste gebruik- maakten van het stimuleren van het worteloppervlak en het im- planteren van botsubstituten om het parodontale weefsel te laten teruggroeien. Helaas waren deze vroege idee- ën niet succesvol, doordat de ver- eisten voor parodontale regene- ratie nog onvoldoende bekend waren. Inmiddels weten we dat het nodig is om nieuw cemen- tum, bot en parodontaal ligament te bevorderen. Het vullen van een parodontaal defect met een sub- stantie die niet relevant is voor het volgende functionele stadi- um van de reconstructie is niet logisch. Desondanks waren wij, als beroepsgroep, ­geobsedeerd geraakt met het vullen van ga- ten in bot, in plaats van onder- zoek te doen naar het natuurlijke helingsproces om het onderlig- gende, verankerende deel van het parodontale weefsel te herstel- len. Het negeren van de bijdra- ge van de verschillende weefsel- componenten aan de parodontale wondgenezing verklaart het wijd- verbreide ‘misbruik’ van bot- transplantatie voor de behande- ling van intraossale pockets, wat helaas nog steeds voorkomt in sommige onderdelen van de pa- rodontologie. Het is nu bekend dat een re- generatieve behandeling van een parodontaal defect met een mid- del of procedure vraagt dat elk functioneel stadium van die re- constructie terugkomt in een bio- logisch gestuurd proces. Met dit concept in het achterhoofd werk- ten Karrin en Nyman aan de Uni- versiteit van Göteborg (Zweden) aan de mogelijkheid om patiën- ten te behandelen met guided tis- sue regeneration (GTR). Hoewel de techniek op zichzelf een extreme vooruitgang was en het dus bio- logisch mogelijk bleek parodon- tale weefselregeneratie te sturen, was de praktijk weerbarstiger. Door de grote verschillen tussen zowel patiënten als operateurs blijkt het lastig dit in een klini- sche setting op een voorspelbare wijze te realiseren. Meer recent zijn verschillende biologische preparaten ontwik- keld, die na aanbrengen op het worteloppervlak significante re- generatie van het bovenliggende weefsel laten zien. Dit biedt een gemakkelijker aanpak van paro- dontale regeneratie met een ge- lijk of soms zelfs groter effect dan de GTR-aanpak. Hoewel ook bij deze techniek de klinische uit- komst variabel is, wat vraagt om aanvullend onderzoek naar de klinische inzetbaarheid van deze middelen. Daarnaast worden nu de eerste voorzichtige stappen gezet met het inzetten van mes- enchymale stamcellen om be- schadigd parodontaal weefsel te laten teruggroeien. De toekomst ziet er veelbelo- vend uit, maar er ligt zonder twij- fel nog veel werk in het verschiet voordat betrouwbare en voor- spelbare parodontale regeneratie een feit is. ■ Info: (0347) 378884

Pages Overview