Please activate JavaScript!
Please install Adobe Flash Player, click here for download

Dental Tribune Netherlands Edition No.9, 2016

DENTAL TRIBUNE NETHERLANDS EDITION NOVEMBER 2016 Excerpt 11 Intermezzo 23.2 Botniveau-implantaten en transmucosale ­implantaten De bovenzijde van botniveau- implantaten wordt bij implanta- tie ter hoogte van de botcrest gelokaliseerd, en hierop wordt een implantaatopbouw of basisstruc- tuur van een kroon geschroefd. Deze lokalisering biedt moge­ lijkheden om het supracrestale deel van de prothetische con- structie individueel vorm te geven. Een nadeel is dat de verbinding tussen implantaat en implantaatopbouw of basisstruc- tuur van de kroon een microspleet (‘microgap’) vormt die zich bij dit type implantaten op het niveau van de botcrest en in het gebied van de epitheliale aanhechting bevindt. De grootte van deze microspleet varieert door buiging (‘flexure’) van de totale construc- tie en geeft aanleiding tot mi- crolekkage. Bacteriële kolonisatie in deze microspleet vergroot het risico op peri-implantitis (Gil et al., 2014; Koutouzis et al., 2014). Bij transmucosale implanta- ten ligt de bovenzijde van het implantaat op mucosaniveau. Deze implantaten hebben in het transmucosale deel een gladde hals met verschillende hoogten en diameters. Implantaten op mucosaniveau worden toegepast bij de eenfasebehandeling. Na plaatsing wordt een afdekschroef of een genezingsopbouw aange- bracht totdat de mesostructuur en de prothetische constructie worden geplaatst. Veel onderzoeken hanteren als criterium voor succes een peri- implantair botverlies van minder dan 1,5 mm gedurende het eerste jaar, en daarna jaarlijks minder dan 0,2 mm (Papaspyriadakos et al., 2012). De locatie van de verbinding tussen implantaat en implantaatopbouw ten opzichte van de botcrest (subcrestaal, op cresthoogte, of supracrestaal) is klinisch van belang met betrek- king tot de mate van botverlies na implanteren. Dit geldt ook voor de locatie van de grens tussen geruwd en glad oppervlak van het implantaat. Beide locaties zijn van invloed op het peri-implantaire botniveau, de dimensies van de zachte weefsels en de intensiteit van peri-implantaire ontstekings- reacties. Zo bleek uit onderzoek bij honden dat implantaten met een geheel geruwd oppervlak, of- wel met een microspleet boven de botcrest, minder peri-implantair botverlies gaven dan implantaten met een geruwd oppervlak, maar met een gladde hals of met een microspleet onder de botcrest (Broggini et al., 2006; Hermann et al., 2011) (figuur A). Kennelijk vindt botverlies plaats tot apicaal van de overgang van geruwd naar glad van een implantaat en eindigt het aanhechtingsepitheel apicaal van een microspleet. Ook bleek uit onderzoek bij honden dat sub­ crestaal gelokaliseerde microspleten een sterkere ont- stekingsreactie veroorzaakten dan supracrestaal gelokaliseerde (Broggini et al., 2006; Hermann et al., 2011). Met het gladde oppervlak van implantaatopbouwen en met de gladde hals van transmucosale implantaten vormt het aanhech- tingsepitheel een contact door middel van hemidesmosomen. Dit lijkt op de situatie bij een gebits- element waar niet-gekeratiniseerd aanhechtingsepitheel verbinding heeft met het glazuur en/of het wortelcement via hemidesmoso- men (Bosshardt en Lang, 2005; Larjava et al., 2011). In het gebied van de vrije en de aangehechte gingiva zijn rondom een gebitsele- ment collagene vezels aanwezig, waaronder dentogingivale en dentoperiostale. Bij implantaten ontbreekt echter het wortelce- ment en zijn de gingivale vezels meer evenwijdig aan het implan- taatoppervlak georiënteerd (Van Steenberghe et al., 2005; Larjava et al., 2011) (figuur B). Soms wordt een implantaatop- bouw gebruikt met een kleinere diameter dan de diameter van het coronaire platform van het im- plantaat. Deze zogenoemde plat- formreductie (‘platform switch’) heeft ten doel peri-implantair botverlies te reduceren door de – microbieel gecontamineerde – microspleet tussen implantaat en implantaatopbouw vanaf het botweefsel te verplaatsen. In een systematisch literatuuronderzoek met meta-analyse werd met betrekking tot peri-implantair botverlies geconcludeerd dat plat- formreductie een gunstig effect had (Atieh et al., 2010). na 6 maanden na 6 maanden direct na implantatie direct na implantatie b a c direct na implantatie microspleet na 6 maanden microspleet vrije gingiva aangehechte gingiva alveolaire mucosa EA 2 5 EA 3 1 4 implantaat- opbouw EA EA implantaat overgang implantaat/ implantaatopbouw a b 3 4 5 2 A: Schematische weergaven van implantaten direct na implantatie en zes maanden na implantatie. Een transmucosaal implantaat met een geruwd oppervlak en een glad transmucosaal halsgedeelte (a); een botniveau-implantaat met een geruwd oppervlak en een implantaatopbouw met een glad oppervlak, waartussen een microspleet (b); een botniveauimplantaat dat zes maanden na implantatie wordt voorzien van een implantaatopbouw (c). Zes maanden na implantatie ligt in alle drie de gevallen de botcrest apicaal van de overgang geruwd -glad en de epitheliale aanhechting eindigt apicaal van de microspleet, indien aanwezig (Wiskott, 2011). B: Schematische weergaven van gingivaal weefsel rondom een gebitselement (a) en van peri-implantair weefsel bij een botniveau-implantaat met een implantaatopbouw (b). EA = epitheliale aanhechting; 1 = dentogingivale en dentoperiostale vezels; 2 = alveologingivale vezels; 3 = circulaire vezels; 4 = longitudinale vezels; 5 = gingivoperiostale vezels. ges: 95,5 na vijf en 77,8 na tien jaar. ­ Gezien het relatief lage overle- vingspercentage na tien jaar wor- den gecombineerd gebitselement- en implantaatgedragen bruggen als een secundaire behandeloptie beschouwd (Naert et al., 2001; Lang et al., 2004; Chee en Jivraj, 2006; Pjetursson en Lang, 2008). Daaruit kan echter niet de conclusie wor- “Het nieuwe standaardwerk na Käysers Kroon- en brugwerk” Het uitgangspunt in dit boek is dat door een behandeling met kronen en bruggen een vooraf gesteld doel – zoals overeengekomen met de patiënt – wordt bereikt. Dit boek beoogt inzichten te verschaffen die bijdragen aan een effectieve, efficiënte, tijdige en veilige patiëntgeoriënteerde mondzorg. Vanzelf- sprekend komen de indicatie, het onder- houd en de nazorg van kronen en bruggen nadrukkelijk aan de orde. Kronen en bruggen is bedoeld voor alle mond- zorgverleners en degenen die daartoe worden opgeleid. Het boek is rijk geïllus- treerd met talrijke klinische en röntgen- afbeeldingen, tekeningen en tabellen. Onder redactie van: prof. dr. N.H.J. Creugers, dr. D.J. Witter, prof. dr. C. de Baat Omvang: 352 pagina’s Prijs: € 89,50 euro Kronen en bruggen Theoretische uitgangspunten en praktische handreikingen Tabel 23.3 In systematische literatuuronderzoeken gerapporteerde overlevings­ percentages (%) na vijf en tien jaar met 95% betrouwbaarheids­ intervallen (CI) van vaste prothetische constructies. Overleving is gedefinieerd als de periode waarin de constructie in situ is, met of zonder reparaties en/of aanpassingen. Prothetische construc­ tie met referentie Na vijf jaar Na tien jaar % CI % CI Metaal-keramiekkroon Pjetursson et al., 2007 95,6 92,4-97,5 Keramiekkroon Pjetursson et al., 2007 93,3 91,1-95,0 Implantaatgedragen kroon Pjetursson en Lang, 2008 Jung et al., 2012 94,5 96,3 91,8-96,3 94,2-97,6 89,4 89,4 79,3-95,6 82,8-93,6 Conventionele brug Pjetursson en Lang, 2008 93,8 87,9-96,9 89,2 76,1-95,3 Conventionele vrij-­ eindigende brug Pjetursson en Lang, 2008 91,4 86,9-94,4 80,3 75,2-84,4 Implantaatgedragen brug Pjetursson en Lang, 2008 95,2 92,7-96,8 86,7 82,8-89,8 Implantaatgedragen vrij-eindigende brug Zurdo et al., 2009 Aglietta et al., 2009 91,9* 94,3 84,1-98,0 88,9 70,8-96,1 Gebitselement-implan- taatgedragen brug Pjetursson en Lang, 2008 95,5 91,9-97,5 77,8 66,4-85,7 Adhesiefbrug Pjetursson en Lang, 2008 87,7 81,6-91,9 65,0 51,4-76,9 *= gewogen gemiddelde den getrokken dat op voorhand potentieel goede pijlerelementen voor bruggen geëxtraheerd zouden moeten worden om implantaatge- dragen bruggen mogelijk te maken (Lindh, 2008). Van gecombineerd gebitselement- en implantaatge- dragen vrij-eindigende bruggen zijn geen overlevingspercentages bekend.  Pjetursson et al., 200795,692,4-97,5 Pjetursson et al., 200793,391,1-95,0 93,887,9-96,989,276,1-95,3 91,486,9-94,480,375,2-84,4 95,292,7-96,886,782,8-89,8 94,384,1-98,088,970,8-96,1 95,591,9-97,577,866,4-85,7 87,781,6-91,965,051,4-76,9

Pages Overview