Please activate JavaScript!
Please install Adobe Flash Player, click here for download

Dental Tribune Netherlands Edition No.1, 2016

5 Interview dental tribune - netherlands edition februari 2016 TEKST: MARIEKE EPPING FOTO’S: JOB SCHLINGEMANN Op weinig mondproblemen rust zo’n sterk taboe als op halitose, of- wel slechte adem. Edwin ­ Winkel is bijzonder hoogleraar aan het UMCG in de speciële parodontolo- gie, in het bijzonder halitose. Van- uit die positie probeert hij het ta- boe te doorbreken. Het probleem is ­ immers goed door de tandarts te ­ verhelpen, zoals ook blijkt uit het ­ recent verschenen Accredidact- nascho­lings­programma over ha- litose. Onze verslaggever reisde af naar Amsterdam, nam nog snel een ­kauw­gumpje en ­interviewde ­ Winkel over de misverstanden die bestaan rond halitose, de sociale en psychologische gevolgen daar­­van en het belang van tonghygiëne. “Je ziet een ­ patiënt helemaal opbloeien wanneer de halitose is ­ verholpen.” In december verscheen het Accredidact-nascholings­ programma over halitose. Daarin staat dat er slechts summiere gegevens bekend zijn over de incidentie van deze aandoening. Hoeveel mensen hebben last van halitose, denkt u? Best veel, maar exacte cijfers zijn inderdaad lastig te geven. Dat komt omdat er enerzijds weinig epidemiologische studies naar zijn uitgevoerd, en anderzijds omdat het taboe op slechte adem- mensen ervan weerhoudt het te rapporteren. Een ‘toevallige’ en- quête van het tv-programma ­ Radar gaf enig inzicht in de inci- dentie. Ik werd gevraagd een aan- tal vragen over halitose op te stel- len, waarvan ik dacht dat ze voor de redactie bedoeld waren, maar uiteindelijk werden deze vragen voorgelegd aan het Radar consu- mentenpanel. Ruim 50.000 men- sen gaven antwoord! Daarvan zei 7-8% op enig moment geduren- de de dag te denken een slechte adem te hebben. 1% dacht de hele dag een slechte adem te hebben. Dit was geen officiële enquête, maar de enorme veelheid aan ge- gevens gaf wel een redelijk beeld van de grootte van het probleem. Waardoor wordt halitose veroorzaakt? Een slechte adem kan verschil- lende oorzaken hebben. Om die te achterhalen moet eerst dui- delijk worden of de geur een intra-­ orale of extra-orale oor- sprong heeft: komt het uit de mond(holte), het KNO-gebied of de longen? Dit onderscheid is onder andere te maken op basis van gaschromatografie. De uit- geademde lucht wordt met spe- ciale meetapparatuur, zoals de Halimeter of Oralchroma, ge- analyseerd op gassamenstelling. Simpel gezegd bestaat slechte adem afkomstig uit de mond­ holte uit andere ­ gassen dan wanneer de geur afkomstig is uit de longen of het KNO-gebied. Bij de overgrote meerderheid van de halitosegevallen is de oor- sprong intraoraal. Dat ­ betekent dat het grootste deel van de ­ halitoseklachten behoort tot het terrein van de tandarts. Er zijn bij intraoraal halitose twee ­ mogelijke oorzaken: een ­ probleem met het tandvlees of met de tongcoating. Uiteraard zijn er bijzondere aan- doeningen, zoals open pulpa’s, maar grosso modo wordt intraora- le halitose veroorzaakt door het tandvlees of de tong. Extraorale halitose komt in veel mindere mate voor en kan wor- den onderverdeeld in een slech- te geur afkomstig uit het KNO- gebied, bijvoorbeeld door een ‘vreemd lichaam’ of abces, of af- komstig uit de longen. Die laatste variant komt zeer weinig voor en wordt ook wel blood born halitosis genoemd. De geur wordt dan ver- oorzaakt doordat bij een proces in het lichaam een gas als afval- stof wordt geproduceerd dat via de longen wordt ­ uitgescheiden. Hoe zit het dan met een slechte adem door maag­ problemen? Dat is een groot misverstand: slechte adem komt vrijwel nooit vanuit de maag. Veel patiënten denken van wel en gaan daarom met dit probleem naar de huis- arts. Helaas denken ook veel huisartsen bij een slechte adem aan problemen met de maag. Zij schrijven de patiënt maagrem- mers of antibiotica voor, of ze vermoeden een probleem met het maagklepje en laten de pati- ënt een zeer belastend maagon- derzoek ondergaan. In de praktijk is bij veel mensen ‘iets mis’ met het maagklepje en wordt dus bij veel mensen de halitose hieraan toegeschreven. De patiënt krijgt een diagnose, maar het pro- bleem is niet verholpen. Ik krijg deze ­ patiënten uiteindelijk op het ­ halitosespreekuur. Vaak zijn ze door een hele medische mo- len geweest en gebruiken ze al jaren medicijnen die niet helpen. Soms zijn ze ten einde raad. Al die tijd is de oorzaak gewoon op de ­ verkeerde plek gezocht. Halitose hoort in eerste instan- tie thuis bij de tandarts. Dat besef leeft te weinig bij patiënten, maar vooral ook te weinig bij huisart- sen en medisch specialisten. De tandarts is de allereerste die een patiënt met halitose, of een ver- moeden daarvan, moet zien. Is dat besef bij de tandartsen zelf wel voldoende door­ gedrongen? Ook bij hen valt nog winst te ­ behalen. Mijn ideaal is dat het controleren op halitose in het standaard periodiek mondonder- zoek wordt opgenomen, net zo- als de controle van het tandvlees met een DPSI-score. Hoewel ook de DPSI-score nog niet door alle tandartsen altijd wordt uitge- voerd. Ik heb wel de indruk dat bij mondhygiënisten het ­ besef van de noodzaak van deze stan- daard-onderzoeken groter is, waarschijnlijk doordat zij al meer bezig zijn met preventie en de mondgezondheid. Ook is het zo dat de grote boosdoener bij hali- tose, de tong, vaak door tandart- sen wordt genegeerd. De tong is maar lastig en moet vooral aan de kant gehouden worden terwijl men in de mond werkt. Hoe moet een tandarts het onderwerp halitose integreren in zijn periodieke controle? Allereerst moet het worden op- genomen in de tandheelkundi- ge anamnese. Simpelweg bij elk bezoek vragen: heeft u weleens last van een slechte adem? Daar- naast zou je bij elke patiënt de tong­ coating moeten beoordelen. Ik heb daarvoor enkele jaren ge- leden een index ontwikkeld die leunt op de DPSI-index. De tong wordt ingedeeld in sextanten en per sextant wordt de hoeveel- heid tongbeslag gescoord: geen (0), weinig (1) of veel (2) beslag. Belangrijk is dat je hiermee ge- dwongen wordt ook het achterste deel van de tong, dat zijn de ach- terste drie segmenten, te beoor- delen, waar je in eerste instantie overheen kijkt. De totaalscore, variërend tussen 0 en 12, is een goede indicatie voor de tonghygi- ëne van een patiënt en de daaruit mogelijk volgende slechte adem. Wat te doen als een patiënt aangeeft last te hebben van halitose? Dan kun je de ernst daarvan ­ bepalen met een organoleptisch onderzoek. Oftewel: door de adem van de patiënt te ruiken en te be- oordelen volgens een vastgelegde methodiek. Dat vraagt een speci- fieke training die niet elke tand- arts zal willen volgen. Daarnaast zijn er natuurlijk ­ apparaten als de Halimeter en de ­ OralChroma waarmee de uitgeademde lucht in kaart kan ­ worden gebracht. Ook deze zal lang niet elke tandarts- praktijk (kunnen) hebben. Gelukkig is er ook een ­ methode die iedere tandarts kan ­ gebruiken, ik noem het tegen Halitose wordt vrijwel nooit veroorzaakt door een probleem met de maag > lees verder op pagina 7 “ Halitose hoort niet bij huisarts, maar bij tandarts thuis” Interview met prof. dr. Edwin Winkel, parodontoloog- implantoloog en halitose-expert

Pages Overview