Please activate JavaScript!
Please install Adobe Flash Player, click here for download

Dental Tribune Netherland Edition

8 Interview dental tribune - netherlands edition april 2015 De nieuwe norm in reiniging en desinfectie! Betere hygiëne, meer capaciteit, meer zekerheid * Bij aankoop van een Miele thermodesinfector. GRATIS starterskit Miele ProCare Dent* Miele thermodesinfectoren overtuigen met perfecte reinigingsresultaten en een grote capaciteit. De nieuwe generatie staat garant voor maximale hygiëne en veiligheid tijdens de verwerking van uw kostbare instrumenten.  Krachtige gepatenteerde spoeltechniek door een frequentiegestuurde circulatiepomp met geïntegreerde verwarming  Optimale reiniging door verbeterde rekken en inzetten  Minder verbruik van water, energie en chemie door toepassing van specifieke programma‘s en EcoDry  Hoge betrouwbaarheid van het proces door nieuwe uitgebreide controlefuncties Voordelen waar u dagelijks plezier van heeft! Info: (0347) 37 88 84 www.miele-professional.nl In dat geval kan er dus wel behandeld worden met een opbeetplaat? Dan zou dat een optie zijn, hoe- wel ook voor bruxisme geldt dat de oorzaak vaak ligt in de psycho- sociale factoren of in het gedrag. De opbeetplaat wordt ingezet ter bescherming van de tanden, niet om de occlusie te veranderen. ­(lachend) We zijn eigenlijk een beetje een anti-occlusieafdeling geworden! U schreef mee aan een boek over occlusie, maar als ik u zo hoor, komt er weinig ‘occlusie’ in het verhaal voor... Mijn pleidooi gaat uiteraard op voor mijn eigen vakgebied, de gna- thologie. Het eerste deel van het boek gaat over de rol van occlu- sie bij TMD en bruxisme. Daarin komt inderdaad die paradigma- wisseling naar voren ten gunste van psychosociale factoren en wordt de rol van occlusie als ver- oorzaker zo marginaal geacht dat erop ingrijpen niet zinvol is. In die zin kun je het boek beschouwen als een afscheid van de occlusie. Het tweede deel van het boek beschouwt echter de prothetiek. In dat vakgebied speelt occlusie een zeer belangrijke rol, want als je wél ingrijpt in de beet, moet je zorgen dat je dit op de juiste ma- nier doet. Bij prothetiek wordt de beet uiteraard veranderd: er komt een prothese waar eerst geen element(en) zaten, of er wor- den aangedane elementen verwij- derd en een prothese geplaatst. Zeker bij een volledige prothese moet de beet goed zijn, zodat bij het kauwen de twee prothesen op de kaakwallen blijven rusten. Ook bij het herstellen van slij- tage, ontstaan door bijvoorbeeld bruxisme of erosie, is occlusie een belangrijk aspect in hoe de restauratie wordt vormgegeven. Bij restauraties, protheses of an- dere restauratieve ingrepen is oc- clusie dus nog zeer belangrijk en dat zal altijd zo blijven. Is er op dit gebied een rol weggelegd voor de orthodontie? Voor het verbeteren van de oc- clusie wordt soms samengewerkt met orthodontisten. Met ortho- dontie is extra ruimte te creë- ren voor de elementen, waardoor sommige aanpassingen beter uit- gevoerd kunnen worden. Een belangrijke ‘rol’ die ortho- dontie in de ogen van vooral pa- tiënten speelt, is die van veroor- zaker van TMD-klachten: veel patiënten wijzen hun beugel aan als boosdoener. Dat komt omdat bij veel patiënten de TMD-klach- ten zich openbaren rond het 17e of 18e levensjaar. Laat dat net de periode zijn dat ze van hun beu- gel af zijn. Uit onderzoek blijkt echter dat orthodontie geen link heeft met het ontstaan van TMD- klachten. Het blijken parallelle processen, want wij zien inder- daad wel een piek in onze TMD- patiëntengroep in de leeftijd van 18 tot 45 jaar. Hoe is de hoge prevalentie in dat leeftijdssegment te verklaren? We zien dat relatief veel vrou- wen last hebben van TMD-klach- ten, dus het zou kunnen dat er een hormonale factor meespeelt. Aangezien stress een belangrijke veroorzaker kan zijn, kan ook de start van een nieuwe levensfase rond het 18e levensjaar meespe- len: jongeren worden volwassen, gaan op eigen benen staan, op zichzelf wonen etc. Rond de 45 jaar komt er wellicht meer rust of berusting in het leven. Een ande- re theorie is dat rond het 45e le- vensjaar ook andere of ernstiger gezondheidsproblemen optreden, die de vaak milde pijn van TMD naar de achtergrond verdringen. Alle verklaringen klinken aan- nemelijk, er is nog geen uitsluit- sel over. Zitten er in uw vakgebied nog interessante ontwikkelingen in de pijplijn? Ik heb hoge verwachtingen van het onderzoek naar chronische aangezichtspijn. Jarenlang was die diagnose een – als ik het on- eerbiedig zeg – vuilnisbakdiag- nose: dan wisten we niet goed wat we met de patiënt moesten. Nu krijgen we steeds meer in- zicht in het ontstaan van en de mechanismen achter orofaciale pijn. Deze pijn ontstaat door ze- nuwschade in het aangezicht, schade waar wij als tandartsen vaak debet aan zijn. We voeren immers behandelingen uit in een zeer sterk geïnnerveerd gebied. Bij de meeste mensen geeft dit geen problemen, maar bij som- mige mensen treedt na de behan- deling sensitisatie van de zenuw op, wat zich kan uitbreiden naar een chronisch pijnprobleem. Het onderzoek naar deze pati- ëntengroep richt zich nu op twee vragen: hoe kan worden bepaald dat er sprake is van dit type neu- ropathische pijn, en hoe kan deze behandeld worden? We weten nu dat dit een combinatie zal zijn van psychosociale zorg, zoals het aanleren van copingsmechanis- men om met de pijn om te gaan, en medicamenteuze zorg. Naar de behandeling met medicijnen wordt op ACTA heel interessant onderzoek gedaan: er wordt een protocol ontwikkeld om deze pa- tiënten te behandelen met anti- depressiva, die een gunstig effect blijken te hebben tegen chroni- sche pijn. Naar die resultaten kijk ik erg uit, want we missen voor deze patiënten een goed medica- tieprotocol. Zullen patiënten in uw vakgebied in de toekomst anders behandeld worden? Er zullen steeds meer raakvlak- ken met de geneeskunde komen, we zullen bepaalde aandoenin- gen steeds vaker in multidisci- plinaire teams behandelen. De tandheelkunde wordt medischer, ook in de gnathologie. Naast het samenwerken met psychologen voor de TMD- en bruxismeklach- ten kunnen we bij patiënten met chronische aangezichtspijn niet buiten neurologen en anesthe- siologen. Zelf ben ik actief betrokken bij een onderzoekstak naar de ge- zondheid en mentale fitheid van ouderen in relatie tot hun mond- gezondheid. Dat begon met een verzoek van professor Erik Scher- der van de afdeling Neuropsy- chologie van de Vrije Universi- teit, die een manier zocht om de kauwfunctie te kwantificeren. Hij wilde het verband tussen de kauwfunctie en de cognitieve vaardigheden van ouderen on- derzoeken. Dat idee hebben we steeds meer uitgebreid, bijvoor- beeld naar de invloed van de sta- tus van het gebit op dementie. Inmiddels hebben we vier promo- vendi op het onderwerp zitten. In mijn eigen werk zal ik in de toekomst steeds minder simpele casussen zien. De nieuwe inzich- ten over TMD en bruxisme zitten in het onderwijs, dus studenten van nu zijn veel beter opgeleid om de simpele TMD-gevallen te be- handelen. Dat vind ik prima: geef mij de complexe zaken maar, de vakoverstijgende medische pro- blematiek. Daar word ik heel en- thousiast van. Bovendien zal het mooi zijn om te zien dat het nieu- we paradigma over occlusie in de professie zijn plek vindt.  ■ > vervolg van pagina 6 Info: (0347) 378884

Pages Overview