Please activate JavaScript!
Please install Adobe Flash Player, click here for download

Dental Tribune Netherland Edition

20 Reportage dental tribune - netherlands edition april 2015 Tekst en foto: Ben Adriaanse Eind 2014 werd Monetta de Bak- ker-Ruige de opvolger van Willeke Sanderink, die het voorzitterschap van de Nederlandse Vereniging van Tandartsen (NVT) na vele jaren neerlegde. Na een inwerkperiode heeft De Bakker-Ruige haar plannen inmiddels helder voor ogen; een ide- aal moment om de kersverse NVT- voorzitter aan de tand te voelen. In gesprek met Dental Tribune vertelt zij waarvoor de wetenschappelijke vereniging voor tandartsen zich de komende jaren hard zal maken. Heeft u lang getwijfeld toen u werd gevraagd als nieuwe NVT-voorzitter? De tandheelkunde is een waan- zinnig mooi vakgebied. In mijn werk als tandarts heb ik zoveel plezier dat ik een innerlijke drive heb gekregen om mijn opgeda- ne kennis met anderen te delen. Daarnaast vind ik scholing en on- derwijs erg leuk. Het overdragen van kennis en het bepalen van standpunten waar we als tand- heelkunde voor staan, daar wil ik graag mijn steentje aan bijdra- gen. Toen deze kans op mijn pad kwam, had ik dan ook direct het gevoel dat ik ‘ja’ moest zeggen. “Het is de hoogste tijd voor verplichte bij- en nascholing” Nieuwe voorzitter NVT stelt ambitieuze doelen Waarom spreekt juist de NVT u als vereniging aan? De NVT heeft door de jaren heen koers gehouden, maar zich ook ontwikkeld: de vereniging antici- peert actief op inhoudelijke ont- wikkelingen binnen de mond- zorg. Daarnaast is de NVT een heel oude vereniging (111 jaar), na het Tandheelkundig Genootschap zelfs de oudste in de Nederland- se tandheelkunde. Ik houd zelf enorm van traditie en van stand- punten die zolang stand kunnen houden. Toen ik afstudeerde, was het bijna een automatisme dat je zowel lid werd van een beroeps- vereniging als van een weten- schappelijke vereniging. Vergeleken met die tijd lijkt de positie van de NVT iets minder prominent geworden: zo hebben de beroeps­ verenigingen momenteel meer leden. Hoe verklaart u dit? Ik wil benadrukken dat een we- tenschappelijke vereniging een andere invulling heeft dan be- roepsorganisaties. De scheiding van ieders ‘taak’ binnen de tand- heelkunde zou duidelijk uitge- dragen moeten worden door alle partijen. Recentelijk is de NVT juist heel actief betrokken bij ontwikkelingen die van invloed zijn op de inhoudelijke uitoefe- ning van ons beroep. De laatste jaren heeft er in de tandheelkunde een differentia- tie plaatsgevonden. Endodonto- logen, parodontologen, implan- tologen enzovoort hebben eigen wetenschappelijke verenigingen opgestart die hun eigen leden trekken. Toch blijft het belang- rijk dat aan de basis een vereni- ging staat die alle tandartsen vertegenwoordigt, zowel de alge- meen practicus als de gespecia- liseerde tandarts in welke diffe- rentiatie dan ook. Het is immers juist de algemeen practicus die verwijst naar de gedifferentieerde tandarts. Daarnaast is de afge- studeerde tandarts min of meer verplicht om minimaal twee jaar in een algemene praktijk ervaring op te doen. Er zijn allerlei algemene ont- wikkelingen die er, ongeacht het specialisme, toe doen, juist nu het vak zo sterk in beweging is. Denk maar aan verplichte bij- en nascholing en het oprichten van een richtlijninstituut. Wij stem- men ons standpunt regelmatig af met de kleinere wetenschappelij- ke verenigingen. Wat ziet u als het prototype van een NVT-lid? Ons ledenbestand is eigenlijk een dwarsdoorsnede van de tand- heelkundige populatie: jong en oud, man en vrouw, algemeen practicus of gedifferentieerd. De gemene deler is dat zij allen ge- ïnteresseerd zijn in de ontwik- keling van hun vakgebied. Als vereniging leggen wij graag het accent op de jonge, net afgestu- deerde leden die in de praktijk tegen allerlei lastige afwegingen aanlopen en in veel gevallen wat begeleiding kunnen gebruiken. Nederland wordt tegenwoor- dig beschouwd als één van de toplanden op het gebied van de tandheelkunde. Is het bevorderen van de tandheel- kundige wetenschap nog wel een belangrijk thema? Zeker. De wetenschap is sterk in ontwikkeling, dus qua kennis ben je als tandarts nooit ‘klaar’. Bovendien zijn er tevens prach- tige ontwikkelingen in de landen om ons heen. Daarom is het be- langrijk om je frequent bij en na te scholen. De tandheelkunde wordt – nog meer dan andere medi- sche gebieden – geassocieerd met de vaardigheid van de behandelaar. Bovendien is elke patiëntcasus anders. Is de nadruk op de wetenschap- pelijke onderbouwing, zoals de NVT die legt, wel altijd relevant? Als er gedacht wordt dat we in onze bevordering van de weten- schap ver van de praktijk afstaan, is dat een misverstand. De NVT wil juist handvatten bieden op het gebied van vaardigheden, kennis overbrengen die voor de dagelijkse praktijk en voor het uitvoeren van die vaardigheden cruciaal is. Wat dat betreft staan we als vereni- ging niet aan de zijlijn, maar juist in het hart van het vak. Theorie en praktijk zijn in de tandheelkunde nu eenmaal met elkaar verweven. Bovendien kun je, ook al is elke patiënt anders, wel dege- lijk bepaalde zaken standaardi- seren. Welke stappen je bij een behandeling onderneemt, wat de taakverdeling is, welke boor je voor welke ingreep gebruikt, dat kun je allemaal prima van tevo- ren vastleggen. Voor het goed functioneren binnen een tand- heelkundig team is dat zelfs een voorwaarde, zeker in grotere or- ganisaties. Het is een goede zaak dat elke praktijk tegenwoordig met protocollen moet werken. Wat wilt u zeker voor elkaar krijgen tijdens uw voorzitterschap van de NVT? Ik zou het fantastisch vinden als we de accreditatie en regis- tratie georganiseerd én verplicht krijgen, hopelijk op korte ter- mijn! Verder hoop ik ons aan- tal leden te vergroten door ons als NVT nadrukkelijk te mani- festeren, te beginnen bij de stu- denten, zodat de vereniging een onlosmakelijk onderdeel wordt van de tandheelkundige weten- schap. Daarbij willen we onze samenwerking met andere we- tenschappelijke verenigingen in- tensiveren. Ook zou ik graag zien dat onze thema-avonden nóg meer gaan leven dan nu al het geval is. Het verplicht stellen van bij- en nascholing is op dit mo- ment hét onderwerp waarop de NVT inzet. Ondanks dat bijna iedereen tegenwoordig positief lijkt over die verplich- ting, komt er maar geen schot in de implementatie ervan. Waarom moet het nu allemaal zó lang duren? Als u me dat kunt vertellen, graag (lacht). Eind 2013 is een ‘commis- sie van wijze heren’ ingesteld die de regie moest nemen bij het om- vormen van de organisatie van accreditatie en registratie van bij- en nascholing. Sindsdien is de NVT een aantal keren aan de on- derhandeltafel aangeschoven, net als andere verenigingen en be- langhebbenden, maar het blijkt een langdurig traject om tot een goede oplossing te komen. Sinds eind 2013 is er eigenlijk nauwelijks meer iets naar buiten gekomen… Intussen wachten ook wij in spanning af. De NVT heeft zich uitgesproken voor een onafhan- kelijke, transparante organisatie die gedragen wordt door de hele tandheelkunde. Verder moet er een duidelijke scheiding komen tussen een accrediterende orga- nisatie en een registrerende in- stantie. Ook de beroepsvereni- gingen KNMT en ANT hebben het advies uit oktober 2013 on- derschreven. Vandaar dat vanuit dit punt een nieuwe organisatie wordt ontwikkeld. Gelukkig zien wij onder onze leden en onder jonge tandartsen dat een duidelijke meerderheid de verplichting een goed idee vindt. Het is ook nogal onlogisch dat tandartsen niet verplicht hoeven na te scholen, terwijl alle medici en ook mondhygiënisten dat wél moeten. Desondanks zit er geen schot in de zaak en is onbekend wanneer die inhaalslag er gaat ko- men. We hopen de oprichting van een nieuwe organisatie toch echt wel in 2015 te laten plaatsvinden. Tot die tijd moet de tandarts het doen met een chaotische situatie van twee aparte registratieorganen die op hun beurt sommige keurmerken weer niet erkennen. Voor de buitenwereld is er nauwelijks nog een touw aan vast te knopen. Dat motiveert toch niet om geaccrediteerde bij- en nascholing te volgen? Iedereen is gebaat bij helderheid, zeker de tandarts die bij- en na- scholing wil volgen om zijn vak bij te houden. Daarom is het van be- lang dat er een organisatie komt die juridisch, organisatorisch en financieel onafhankelijk is. Ook moet helder zijn dat een accredi- tatieorgaan accrediteert en een register de punten van gevolgde geaccrediteerde bij- en nascho- ling registreert. In elk geval moe- ten transparantie en onafhanke- lijkheid sleutelwoorden zijn. Monetta de Bakker- Ruige behaalde in 1979 haar tandartsdiploma aan de Universiteit Utrecht. Sindsdien werkte zij in een aantal tandartspraktijken; sinds 2012 is zij verbonden aan de Delftse praktijk DentalWays. De Bakker-Ruige was tot november 2014 voorzitter van de Stichting QuAT, de accrediterende instantie voor de mondzorg die het Q-Keurmerk verleent. Haar interessegebieden liggen vooral in de parodontologie en onderwijs. De NVT staat niet aan de zijlijn, maar in het hart van het vak

Pages Overview