Please activate JavaScript!
Please install Adobe Flash Player, click here for download

Dental Tribune Netherlands Edition No.2, 2017

INDuSTRIE/FEuIllETON 23 Nieuwsflits In een oud familiegraf in de Itali- aanse stad Lucca zijn archeologen op het oudste kunstgebit ter wereld gestuit. De prothese werd gevon- den tijdens het schoonmaken en restaureren van de graftombe van de familie Guinigi. De onderzoekers van de Universiteit van Pisa weten nog niet exact van wanneer het gebit is, maar verwacht wordt uit de zeventiende eeuw. “Dit kunst- gebit is de eerste uit die periode en zou veel kunnen bijdragen aan onze kennis over de geschiede- nis van de tandheelkunde,” zegt Simona Minozzi, een van de onderzoekers. Het zijn in totaal vijf tanden die aan elkaar vastzitten met een metalen rand. Tandsteen op het kunstgebit toont aan dat het lange tijd gedragen is. WWW.NOS.NL, 17-11-’16 Mensachtigen gebruikten waar- schijnlijk ruim een miljoen jaar geleden al tandenstokers. Ze verwij- derden vlees- en plantresten tussen hun tanden, vermoedelijk met stukjes hout die soms versplinter- den in hun mond. Dat blijkt uit de opgraving van een 1,2 miljoen jaar oud kaakbot van een mensachtige, waaraan houtvezels kleven. In opgegraven gebitten van mens- achtigen zijn vaker resten van tandenstokers aangetroffen, maar het oudste bewijs was tot nu toe ‘slechts’ 49.900 jaar oud. Daarnaast konden de wetenschappers uit de resten van tandplak afleiden dat de mensachtigen veel grassen aten. WWW.NU.NL, 28-12-’16 Een tandarts uit de Belgische plaats De Haan stond gek te kijken toen hij thuiskwam van een com- muniefeest. Hij leek op klaarlichte dag bestolen te zijn, maar de inbre- ker zat nog met een glas wijn in de tuin de handleiding van de Jaguar te bestuderen. De splinternieuwe auto was door de dief volgeladen met onder meer een tv, een com- puter en zelfs het afsprakenboekje van de tandarts. Mustapha T. miste echter de speciale code om de wa- gen aan de praat te krijgen, waarop hij zich besloot voor te doen als tuinman en de haag begon te snoeien. Na zijn noeste arbeid vond hij het tijd de handleiding te bestu- deren, maar juist op dat moment werd bij betrapt door de tandarts. WWW.NIEUWSBLAD.BE, 13-1-’17 Gedetineerde Leon van Es doodt de tijd in de Dordtse bajes door in zijn cel kunst te maken van tandpasta gemengd met sigarettenas, zand van de luchtplaats, brinta en ketjap. De stukken zijn te koop op jailart.nl en kosten vijfduizend euro. Sinds kort zijn ze ook te bezichti- gen in het Gevangenismuseum in Veenhuizen. Van Es werkte in de bajes als schilder toen het plan ontstond. Tandpasta die op de gevangenismuren zat, moest hij er afsteken en hij ontdekte toen dat het spul keihard is. “Ik ben gewoon creatief en uit verveling is dit toen ontstaan,” zegt Leon, bij wie het in zijn cel niet naar zweetsokken stinkt, maar vooral naar mint. “Niemand wil bij hem op cel’,” zegt een ex-gevangenismaatje, “want de geur is niet te harden.” WWW.AD.NL, 22-2-’17 ICX aanwezig op IDS ICX Implants BV is de Nederlandse distributeur van het succesvolle ICX-implantaatsysteem van Me- dentis Medical GmbH en ook dit jaar aanwezig op de stand van het moederbedrijf tijdens IDS 2017. Alle inzichten, kennis en er- varing van meer dan twintig jaar implantaatontwikkeling zijn in 1999 samengekomen in het  ICX implantaatsysteem. Dit geheel in eigen beheer ontwikkelde origi- nele Duits/Zwitserse product scoort hoog in verschillende studies en onderzoeken en wordt inmiddels in ruim veertig landen verkocht. In 2004 zijn de eerste implantaten geplaatst, en in 2013 behoorde ICX tot de top vier van meest verkochte implantaten in Duitsland (bron: IDS 2013). Medentis Medical GmbH bewijst met het ICX-templant-implantaat al 13 jaar lang dat Duitse A-kwali- teit niet duurder hoeft te zijn dan 59,- euro. Sinds de oprichting in 2004 garandeert Medentis stabiele prijzen en ook voor 2017 is geen prijsverhoging aangekondigd. Ga voor meer informatie naar www.icx-implants.nl of www.medentis.de. Tandartsverhalen Geen patiënt is hetzelfde, in het bijzonder voor wie overwegend angstige en complexe patiënten in de stoel krijgt. Em. prof. dr. M.A.J. (Michiel) Eijkman besloot de meest bijzondere verhalen uit zijn lange loopbaan als tandarts op te schrijven. In deze aflevering loopt Eijkman op een congres in Kopenhagen een oude bekende tegen het lijf. Zij doet hem terugdenken aan een onvergetelijk tafelgesprek dat zij ooit in Seattle hadden, waarin eens temeer duidelijk werd dat wetenschappers en ‘wonderen’ een ongelukkige combinatie vormen… 8 Een gedenkwaardige avond in Seattle Tijdens een congres in het univer- siteitsgebouw van Kopenhagen liep ik een vrouw tegen het lijf. Ze stak haar hand uit en zei in het Engels dat wij elkaar jaren geleden hadden gesproken. Ik glimlachte verbaasd, schudde haar de hand en vroeg mij af wie zij in hemels- naam kon zijn. De vrouw moet dit hebben gemerkt, want zij vertelde vlug dat wij elkaar jaren geleden op een congres in Seattle had- den gesproken. Zij was een vrouw van ongeveer vijftig jaar oud, een beetje gezet, met grijzig haar, ta- melijk grote blauwe ogen en een beetje rode lipstick op haar lippen. Onder haar donkere mantelpakje droeg zij een mooie groene blouse. Op haar kraag prijkte een gouden vogeltje. Nog steeds was me niet duide- lijk wie zij was, maar toen ze ver- telde dat ze in Helsinki woonde, daar aangesteld voor onderwijs en onderzoek op de tandheelkundige faculteit, ging me een licht op. Een zeldzame avond verscheen me voor de geest die plaatsvond in een visrestaurant aan de haven van Seattle. Hoe had ik deze dame, wier verhaal zoveel indruk op mij had gemaakt, kunnen vergeten? We waren destijds met een ge- mengd gezelschap van acht per- sonen, waaronder de Finse die ik nu was tegengekomen. Verder wat Amerikaanse of Canadese col- lega’s en nog een paar vrouwelijke tandartsen of psychologen die ik mij niet meer voor de geest kon halen. De wijnfles was niet ge- spaard en nadat een aantal tand- heelkundige onderzoeksproble- men aan de orde waren geweest, werden de gesprekken meer on- gedwongen. Het gesprek ging – er kwam bij mij steeds meer boven – onder meer over een nieuwe bestseller over Japanse Amerika- nen die in de omgeving van Seat- tle was geschreven. In de Tweede Wereldoorlog waren alle bewo- ners van Japanse afkomst langs de kust van de Grote Oceaan door de Amerikaanse regering gedwon- gen te verhuizen naar interne- ringskampen in het zuiden van Californië. Het ging om Japanse Amerikanen die al zo’n honderd jaar in Amerika woonden, die Amerikaan waren geworden en waarvan een aantal jongens in de Amerikaanse krijgsmacht dien- den. Een van de hoofdfiguren in het boek was een Amerikaanse oorlogsveteraan die, mede door zijn oorlogsverwondingen, een diepe haat jegens Japanners koes- terde. Toen ik opmerkte dat ik als kind in een Japans vrouwenkamp in voormalig Nederlands-Indië had gezeten, stokte het gesprek. Ik kon weinig navertellen over die tijd, maar benadrukte wel dat mijn moeder, en ik al hele- maal, geen wrok tegen de Japan- ners koesterde. Afgezien van alle nare ervaringen waren de jaren in het concentratiekamp toch ook bijzonder geweest. De vrouwen stonden voor haar klaar als zij ziek werd. Op haar beurt kon mijn moeder voor anderen zorgen als zij in nood verkeerden, of als hun kinderen moesten worden opge- vangen. Plotseling was de sfeer aan tafel veranderd. Het gesprek had voor de anderen een enigszins verrassende wending genomen, zulke confessies hoor je niet vaak als je elkaar nauwelijks kent. De Finse ging verder met haar verhaal. In die nare tijd had zij, net als mijn moeder in het Jap- penkamp, veel steun gehad van een Russische vriendin. Deze vrouw was haar tolk wanneer zij haar jaarlijkse cursussen gaf aan tandheelkundestudenten in het toenmalige Leningrad. Die steun had zij erg nodig gehad en gewaardeerd. De tolk was, naast haar baan als vertaler, ook ver- bonden aan een weeshuis in die mooie stad aan de Finse golf en had haar vriendin meermalen gevraagd of zij dit weeshuis eens wilde bezoeken. Twee jaar na de brand was zij in de lente weer in Leningrad en bezocht zij het weeshuis van haar vriendin. Hier werd zij voorge- steld aan de directrice die haar in het tehuis een rondleiding gaf. Op de binnenplaats speelde een groot aantal kinderen. Ineens hoorde zij een klein meisje gillen. Het rende op haar af en riep: “Mama, mama!” Het meisje, zo’n drie jaar oud en het leek of het meisje altijd al in de familie was geweest zodat sommigen stilvielen. De tafelgenoten hadden kennelijk zo’n opmerking niet verwacht en men nam de tijd een en ander te overdenken. Maar ineens nam de Finse het woord. Wij keken haar allen verbaasd aan, vooral omdat haar ogen rood kleurden en zij een zakdoekje in haar hand nam. Jaana H., zo heette ze, had de afgelopen jaren een lange, slechte periode doorgemaakt. Zij was ge- trouwd, had twee kleine jongens van onder de tien en een meisje van drie dat het zonnetje in huis was. Helaas was de relatie met haar man slecht en zij vroeg zich soms af hoe lang hun huwelijk nog stand zou houden. Het lot had haar vervolgens niet gespaard. Tot haar grote droefheid stierf het dochtertje on- verwacht aan een hartafwijking. Niet lang daarna brandde haar houten huis door blikseminslag af. Deze twee afschuwelijke ge- beurtenissen leidden ertoe dat zij en haar man na een paar goede, verhelderende gesprekken beslo- ten om een nieuwe start te ma- ken. Zij zweeg en wij keken elkaar aan, verrast en aangedaan. Want daarmee ongeveer even oud als haar overleden dochter was ge- weest, klemde zich vast aan haar been en bleef maar mama roepen. De directrice probeerde het meisje vast te pakken, maar het hield beet en bleef schreeuwen. Toen ze eindelijk was losgemaakt, ging het kind onbedaarlijk huilen, wat nog erger werd toen de drie vrou- wen de binnenplaats verlieten. De Finse zweeg opnieuw en wij ke- ken haar verwonderd aan. De gebeurtenis had de vrouw destijds erg aangegrepen en de dagen daarna bleef zij over het vreemde voorval piekeren. Een- maal terug in Helsinki deden haar man en kinderen hetzelfde. De gebeurtenis werd in de week na haar terugkomst dagelijks aan ta- fel besproken. Totdat, op een mid- dag voor het avondeten, één van de jongetjes zijn ouders geheel onverwacht voorstelde om het weeskind uit Rusland op te halen en in de familie op te nemen. En zo geschiedde. Binnen drie maan- den sprak het kind Fins, de jon- getjes hadden er een zuster bij en het leek wel of het meisje altijd al in de familie was geweest. De Finse was uitgesproken en keek ons aandachtig aan. Verbluft liet ik mijn gedachten over deze geschiedenis gaan en dacht on- vermijdelijk aan verschijnselen als reïncarnatie en de gedachte dat er meer is tussen hemel en aarde. Na een lange stilte merkte een disgenoot echter op: “What a coincidence.” Een van de psycho- logen voegde daaraan toe: “Toeval bestaat nu eenmaal.” Iedereen heeft in zijn of haar leven immers toevallige gebeurtenissen meege- maakt die niet te verklaren zijn. Waarop een van de disgenoten de vraag stelde wat er dan onder het begrip toeval verstaan moest wor- den. Na enige tijd ging het aan tafel niet meer over de bijzondere geschiedenis van de Finse, maar over het vraagstuk van het toeval. Opvallend was dat de vrouw zelf niet deelnam aan de discus- sie, maar aandachtig luisterde. Ik vroeg mij af of zij een andere ver- klaring voor deze absurde gebeur- tenis zou hebben en ook waarom zij haar verhaal aan deze veelal onbekende buitenlandse collega’s had verteld. Vreemd genoeg stelde niemand van ons haar die vraag. Een discussie over reïncarnatie of andere spirituele zaken was aan dit academische gezelschap ken- nelijk niet besteed. Wij waren te veel bezig met de discussie over het feit dat toeval een belangrijk fenomeen is, ook in de weten- schap, maar dat wetenschappers er verstandig aan doen om de fac- tor toeval zo veel mogelijk uit te schakelen. Dat was, zo kwam het mij voor, naast een bijzonder samenzijn met internationale collega’s eigenlijk de enige zekerheid van die gedenk- waardige avond in Seattle. Em. prof. dr. Michiel Eijkman. DENTAL TRIBUNE NETHERLANDS EDITION MAART 2017

Pages Overview