Please activate JavaScript!
Please install Adobe Flash Player, click here for download

Dental Tribune Netherlands Edition

4 Interview dental tribune - netherlands edition juni 2014 Hoe kunt u die ‘overwegin­ gen’ van tegenwoordig omschrijven? Het is van belang dat je het ele- ment vitaal houdt en dus niet di- rect de pulpa in duikt. Daarbij is het essentieel om te differentië- ren wat nog wel kan, en wat niet meer. Eigenlijk zijn er drie moge­ lijkheden. Als een element er zo slecht aan toe is dat je het niet meer kunt redden, ga je over tot extractie. Als een element in be- trekkelijk slechte staat is, kun je het vaak met een endodonti- sche behandeling nog redden. De derde mogelijkheid is dat het er slecht uitziet, maar dat je met wat voorzichtig manipuleren het ele- ment kunt herstellen. Hoe meer kennis en ervaring je hebt met diepe cariëslaesies, hoe makke­ lijker het wordt om een goede keuze te maken. Er zitten natuur- lijk overgangsgebieden tussen de drie opties, dus hoe meer laesies je ziet, hoe gemakkelijker je kunt herkennen of een element vitaal te houden is. Wat zijn de valkuilen in de behandeling? Een eerste grote valkuil is dat je de laesie verkeerd inschat en daardoor de verkeerde be- handeloptie kiest. Het is daar- bij wel ‘fijn’ voor de behande- laar dat geen patiënt het merkt wanneer je de verkeerde keuze maakt. Als je zegt: “Ik voer een endo uit, want anders is het ele- ment niet meer te redden,” dan bestaat de optie om het element zonder endo vitaal te houden niet meer. Dus je doet het altijd goed. Dat geldt ook wanneer je voor de ‘lichtere’ optie kiest om de pulpa vitaal te houden. Als dat niet blijkt te werken, staat de patiënt dezelfde middag weer op de stoep met pijnklachten. Die kun je gelukkig alsnog ver- helpen door een endo uit te voe- ren, maar je patiënt zal het je niet kwalijk nemen: je hebt het gepro- beerd, maar is het niet gelukt het element te redden. Voor jezelf is dit alles natuurlijk wel een be- langrijk leermoment, een volgen- de keer zul je een andere keuze ­maken Een tweede valkuil is dat veel beslissingen over diepe cariës­ laesies worden genomen op ele- mentniveau in plaats van op persoonsniveau. De gehele mond- gezondheid, algemene gezond- heid en de patiënt en zijn of haar omgeving worden daardoor niet meegewogen. Een diepe cariës­ laesie bij een patiënt die veel aan- komende diepe laesies heeft en totaal geen waarde hecht aan zijn (mond)gezondheid, vraagt een andere aanpak dan een pati- ënt die door omstandigheden een periode van verwaarlozing heeft doorgemaakt, maar nu een nieuw leven is begonnen en een baan zoekt. De basis voor elke behan- delbeslissing moet zijn dat je over zo veel mogelijk individuele infor- matie beschikt uit anamnese en onderzoek. De anamnese moet bestaan uit medische, sociale, biografische en orale componen- ten. Gecombineerd met de tand- heelkundige onderzoeksgegevens ontstaat zo een totaalbeeld van de orale problemen. Dit totaalbeeld moet de behandeling bepalen. Veel tandartsen twijfelen aan het nut van een cariësindica­ tor als hulpmiddel bij het behandelen van een diepe cariëslaesie. Hoe denkt u daarover? Een cariësindicator is een prach- tig hulpmiddel als je weinig er- varing hebt. Het gebruik ervan is zeker niet onzinnig, maar als je vijftig van dit soort laesies hebt gezien, heb je de indicator niet meer nodig. Dan kun je zelf goed onderscheiden wat carieus is en wat niet. Studenten adviseer ik wel altijd met een cariësindicator te wer- ken, dan kun je je nooit vergis- sen. Vooral als een leermiddel: eerst beoordeel je zelf, om vervol- gens je eigen beoordeling te con- troleren met de indicator. Ik kan me voorstellen dat studenten in het begin bij elke behandeling een indicator gebruiken, en met- tertijd steeds minder vaak door de ervaring die ze opbouwen. Leren studenten genoeg over diepe cariëslaesies in hun opleiding? In theorie wel. In de praktijk wor- den ze er veel te weinig mee ge- confronteerd. Het patiënten­ bestand van de universiteit wordt zeer goed gevolgd, waardoor er bijna nooit meer iets misgaat. Bij deze patiënten zal beginnende cariës niet de kans krijgen verder te ontwikkelen tot een diepe cari- ëslaesie. Dat betekent dat we met onze studenten de boer op moe- ten, naar klinieken elders in het land waar ze dit probleem nog wel tegenkomen. Hetzelfde geldt voor extracties, die zijn bij ons ‘in huis’ bijna nooit geïndiceerd. Zijn cariëslaesies in de praktijk voor de minder ervaren tandarts moeilijk te herkennen? Een diepe cariëslaesie is niet te missen. De kunst is het herken- nen van de voorstadia, zodat je kunt voorkomen dat een laesie zich verder ontwikkelt. Daarvoor is het belangrijk dat je patiënten regelmatig ziet. Dat geldt voor- al voor de risicogroepen, zoals kinderen en ouderen. In de leef- tijd daartussen, (jong)volwas- senen, zie je diepe cariëslaesies vele malen minder. Als je dan cariëslaesies tegenkomt, is het vaak een bewuste keuze om het gebit niet te verzorgen: mensen die het niets kan schelen. Vaak zijn dit verslaafden, zeker op de jongvolwassen leeftijd. Bij hen heb ik flinke cariësexplosies ge- zien, of jarenlang verslaafden bij wie het hele gebit uit de mond is gerot. Maar onder ‘normale’ om- > lees verder op pagina 6 Houd bij kwetsbare ouderen de vinger aan de pols “Houd voorstadia van cariës goed in de gaten” Emeritus hoogleraar Cees de Baat over diepe cariëslaesies en mondzorg bij ouderen TEKST: MARIEKE EPPING FOTO’S: KEES WOLLENSTEIN Prof. dr. Cees de Baat, tot voor kort hoogleraar Geriatrische Tandheel- kunde aan het Radboudumc, ging onlangs met emeritaat. Momenteel geeft hij nog één dag in de week on- derwijs. Echt missen doet De Baat het vak niet. In zijn carrière als algemeen practicus, universitair docent en hoogleraar, jarenlang gecombineerd met het hoofdre- dacteurschap van het Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde, heeft hij naar eigen zeggen “Alles gezien en gedaan.” Dental Tribu- ne sprak met deze tandheelkundi- ge nestor over diepe cariëslaesies, vooral bij de groep patiënten die jarenlang zijn bijzondere aandacht had: ouderen. In 1976 ging u aan de slag als tandarts. In hoeverre verschilde in de aanpak van diepe cariëslaesies aan het begin en eind van uw ­carrière? Toen ik net begon, zag je ont- zettend veel diepe cariëslaesies en ook hele monden die waren aangedaan. Nu zie je dat zel- den en vind je een diepe cariës­ laesie hooguit in één of twee ele- menten. De rest van de mond is vaak gewoon gezond, wat ik in mijn beginperiode als tandarts echt nooit zag. Dan was er hele- maal geen sprake van dat je ging restaureren, daar ging direct de tang op. Alles eruit, want er was geen redden meer aan. Nu moet je overwegen wat te doen, toen overwoog ik niet zoveel. Dat is dus flink veranderd. Bij 50% van de instellingen is de situatie erbarmelijk

Pages Overview