Please activate JavaScript!
Please install Adobe Flash Player, click here for download

Dental Tribune Belgium Edition (Flemish) No. 3, 2017

4 Dental Tribune Belgische editie Mei 2017 Behandeling van een niet-vitale centrale snijtand met open apex, met behulp van een innovatief reparatiemateriaal op basis van MTA Professoren Mario Luis Zuolo en Arthur de Siqueira Zuolo presenteren de klinische detectie, diagnose en behandeling van een niet-vitale centrale snijtand met open apex De behandeling van necrotische tan- den met niet-vitale pulpa en open apex kan vaak een grote uitdaging zijn voor de behandelende arts. Het reinigen en vormen van de dunne wanden van het wortelkanaal, het onder controle hou- den van de infectie en het tot stand brengen van een afdoende verzegeling van de apex zijn soms onmogelijk uit te voeren.1 In de meeste gevallen om- vat de behandeling de inductie van een apicale sluiting via apexificatie- proce- dures om gunstigere omstandigheden voor de conventionele behandeling te bewerkstelligen.2 Traditioneel was calciumhydroxide het materiaal dat bij voorkeur werd gebruikt voor de vorming van een bar- rière van apicaal hard weefsel vóór de plaatsing van het permanente afslui- tingsmateriaal.3 Hoewel tal van studies gewag maken van gunstige resultaten bij het toepassen van deze behandeling, 4-7 worden ook enkele nadelen vermeld. Het gebruik van apicale barrières van calciumhydroxide is verbonden aan bepaalde problemen, zoals de onvoor- spelbaarheid van apicale sluiting,8 risi- co's van herinfectie als gevolg van een infiltratie in de tijdelijke restauraties,9 en het risico op breuk van de wortel, als gevolg van het gebruik op lan- ge termijn van calciumhydroxide.10-11 Bovendien heeft ook een sporadische aanwezigheid van de patiënt op con- troleconsultaties een negatieve invloed op de prognose voor traditionele apexi- ficatie-procedures.12 Met de komst van mineraal trioxide aggregaat (MTA), een niet-absorbeer- baar en biocompatibel materiaal op basis van calciumsilicaat, is er nu een andere optie voor de behandeling.13 Dit ma- teriaal heeft een zettingsvermogen op korte tijd en in aanwezigheid van vocht. Het materiaal hardt uit tot een massieve structuur in minder dan 3 uur.14 Deze eigenschap, in combinatie met het ver- mogen tot de vorming van hard weefsel, wanneer het wordt gebruikt op periradi- culair weefsel,15 maakt het mogelijk om dit materiaal te gebruiken voor de onmid- dellijke afdichting van tanden met open apex.16-18 Verschillende studies tonen aan dat apexificatie met MTA een hoge slaagkans heeft, met minder consulta- ties en op kortere tijd tot het einde van de behandeling.18-21 Bovendien blijkt uit een studie waarin de klinische en radio- grafische resultaten van apexificatie met MTA of met calciumhydroxide worden vergeleken, dat in alle gevallen die wer- den behandeld met MTA, een oplossing voor het probleem werd bereikt, terwijl in de gevallen die met calciumhydroxide werden behandeld, bij 2 van de 15 patiën- ten de problemen bleven bestaan.9 ren.22 Bovendien kan het gebruik ervan leiden tot verkleuring van de tand, zo- dat het materiaal met voorzichtigheid gebruikt moet worden op esthetisch gevoelige plaatsen.23 Een nieuw mate- riaal, MTA REPAIR HP - MTA met een "hoge plasticiteit" (Angelus®, Lon- drina, deelstaat Paraná, Brazilië) werd onlangs gelanceerd met de bedoeling om bepaalde eigenschappen te verbe- teren.24 Deze nieuwe formule behoudt alle biologische en chemische eigen- schappen van het originele MTA, maar het wijzigt de fysische eigenschappen bij manipulatie, wat resulteert in een grotere plasticiteit. Hierdoor wordt het manipuleren en inbrengen aanzienlijk vergemakkelijkt. Daarnaast wordt in de samenstelling gebruik gemaakt van calcium-wolframaat (CaWo4), een an- der radio-opacifieermiddel dat, volgens de fabrikant, geen vlekken veroorzaakt op de wortel of op de tandkroon.24 In deze studie presenteren we de klinische detectie, diagnose en behandeling van een niet-vitale centrale snijtand met open apex, met behulp van het inno- vatieve reparatiemateriaal op basis van MTA. Verslag van de klinische casus MTA heeft echter ook enkele nade- len. Omwille van de consistentie kun- nen het manipuleren en plaatsen op de reparatieplaats moeilijkheden opleve- Een mannelijke patiënt van 12 jaar kwam op consultatie voor een onder- zoek, en kloeg voornamelijk over pijn aan tand 11. Uit klinisch onderzoek bleek dat de tand werd gerestaureerd met een tijdelijke vulling en pijnlijk re- ageerde op percussie en palpatie, en dat er op die plaats ook een discreet oedeem aanwezig was. De boring was correct uitgevoerd en er was geen materiaal- lek ter hoogte van de sinus. Volgens de patiënt werd ongeveer twaalf maanden eerder een wortelkanaalbehandeling gestart. Tijdens het röntgenonderzoek kon een radiopaak materiaal worden waargenomen in het kanaal, op enke- le millimeter van de apex. Bovendien leek het op de röntgenfoto dat de apex niet volledig was gevormd en een pe- riapicale laesie vertoonde (afb. 1). De klinische diagnose van de niet-vitale tand met eerder opgestarte therapie en symptomatische apicale parodontitis werd gesteld. Het behandelingsplan bestond er aanvankelijk in om het kanaal te rei- nigen en te behandelen, en een afslui- ting van calciumhydroxide te plaatsen. Vervolgens, na 1 tot 2 weken waarin de symptomen afnamen, plaatsten we een apicale barrière met een nieuw mate- riaal op basis van MTA, sloten we de tand af en restaureerden die. Het be- handelingsplan werd voorgelegd aan de ouders van de patiënt, die hun toe- stemming gaven voor de uitvoering. Na ondertekening van het toestem- mingsformulier werd 1,8 ml lokaal anestheticum (lidocaïne 2% met epi- nefrine 1:100.000) toegediend, het restauratiemateriaal werd verwijderd en de endodontische toegang gecorri- geerd. Na volledige isolatie werd het materiaal dat zich in het kanaal be- vond, verwijderd met behulp van een aangepaste irrigatie, met gebruikma- king van een 2,5% oplossing van natri- umhypochloriet (Fórmula e Ação, São Paulo, deelstaat São Paulo, Brazilië) en een ultrasone punt CPR-7® (Obtura Spartan® Endodontics, Algonquin, Illinois). Na het verwijderen van het materiaal in het kanaal werden Largo-boren (#2 en #3) gebruikt om de eerste twee derde van het kanaal te prepareren. Vervol- gens werd de apicale foramen geloka- liseerd met behulp van een instrument voor het lokaliseren van de apex (apico- locator) (Raypex®, VDW, München, Duitsland), en werd de werklengte bepaald in "O.O" en bevestigd via ra- diografie. De instrumentatiefase werd voortgezet met behulp van manuele vijlen in roestvrij staal, type K, met een crown-down techniek, totdat een ma- nuele vijl van afmeting #80 de CT be- reikte. Tussen instrumentwissels werd overvloedig geïrrigeerd met een 2,5% oplossing van natriumhypochloriet (ongeveer 100 ml gedurende de volledi- ge behandeling). Tijdens de procedure werd meermaals een passieve ultrasone irrigatie (PUI) uitgevoerd, gedurende 1 minuut, om te garanderen dat het vo- 1 2 3a 3b 4a 4b Afb. 1 : Initiële röntgenfoto van tand 11, met open apex en een periradiculaire laesie. | Afb. 2 : Röntgenfoto na de eerste consultatie met pasta op basis van calciumhydroxide in het kanaal. | Afb. 3A-3B : Röntgenfoto's tijdens de afdichting. 3A. Bemerk de plaats van de apicale barrière, aangeduid door de pijlen. 3B. Definitieve afdichting en restauratie. | Afb. 4A-4B : Volumetrische CT scan met Cone Beam (CBCT) 4A. Axiaal aanzicht, onmid- dellijk na het plaatsen van MTA HP. 4B. Axiaal aanzicht, tijdens de controle-consultatie na 9 maanden. Bemerk de vorming van botweefsel, met inbegrip van de corticale plaat.

Pages Overview