8 Excerpt dental tribune - netherlands edition september 2014 one file endo Endo Easy Efficient® Buikgevoel of een weloverwogen besluit?... het kan beide! vraag de resultaten op van de wetenschappelijke studies over het prepareren én herbehandeling met RECIPROC® en nog veel meer. VDW Product Support Center 0165 - 30 86 87 • info@vdw-dental.eu • www.vdw-dental.com Tabel 2.6 Diagnostische criteria voor de omvang en de activiteit van cariëslaesies (bewerkt naar Nyvad e.a., 1999). Score Categorie Criteria Score Categorie Criteria 0 gezond • normaal gezond glazuur en worteldentine (even- tueel lichte verkleuring) AC1 actieve glazuur- cariës • glazuuroppervlak is wit/geel opaak, soms krijtach- tig met verlies van glans, voelt ruw wanneer de top van de pocketsonde lichtjes over het opper- vlak gaat, meestal bedekt met plaque; • geen zichtbaar weefselverlies of minuscuul gla- zuurdefect, maar geen geëxponeerd dentine; • glad oppervlak: cariës dicht bij de gingiva; • fissuur/put; intacte morfologie van de fissuur, ca- riës langs de wanden van de fissuur IC1 inactieve glazuur- cariës • glazuuroppervlak kan wit, bruin of zwart zijn en is glanzend, voelt hard en glad wanneer de top van de pocketsonde lichtjes over het oppervlak gaat, vrij of vrijwel vrij van plaque; • geen zichtbaar weefselverlies of minuscuul gla- zuurdefect, maar geen geëxponeerd dentine; • glad oppervlak: cariës op enige afstand van de gingiva; • fissuur/put; intacte morfologie van de fissuur, cariës langs de wanden van de fissuur AC2 actieve dentine- cariës • cariës tot in het dentine; • dentine is zichtbaar en de bodem van de caviteit voelt zacht of leerachtig aan; • wanneer het dentine niet is geëxponeerd, maar er is wel een blauwgrijze, soms witgelige doorsche- mering zichtbaar, is dat indicatief voor een cariës- proces in het dentine (‘hidden caries’) IC2 inactieve dentine cariës • cariës tot in het dentine; • dentine is zichtbaar en de bodem van de caviteit kan donker verkleurd en glanzend zijn en voelt hard aan • cariës tot in het dentine; • dentine is zichtbaar en de bodem van de caviteit kan donker verkleurd en glanzend zijn en voelt hard aan Diagnose van cariës Dit is een voorpublicatie uit de nieuwe, geheel herziene druk van Cariëslaesies – diagnose en behandeling, die dit najaar verschijnt als coproductie van Prelum en ACTA. De redactie van dit boek bestaat uit A.J.P. van Strijp (hoofdredacteur), J.P. van Amerongen, H.J. de Kloet, C. van Loveren, Ch. Penning, J. Roeters en A. Verhoef. Cariësmanagement dient gericht te zijn op cariëspreventie en het in een vroegtijdig stadium opspo ren (detectie) van cariëslaesies. Bij detectie worden de aanwezig heid en de verschijnings- vorm (plaats, kleur) van laesies vast gesteld. Op basis van een juiste diagnose (activiteit van de laesie) kan dan, gecombineerd met het geschatte cariësrisico van de pa tiënt, een prognose van het ver loop van het cariësproces worden gemaakt (dynamiek van het cari ësproces). Dat is belangrijk om dat bij een inactieve laesie geen behandeling noodzakelijk is, ten zij om esthetische of functionele redenen. Als de laesie actief is, wordt behandeling nodig, pre ventief dan wel curatief. Daarbij is het eerste oogmerk de activi teit te bedwingen om daarmee de progressie van de laesie tot staan te brengen. Diagnostiek voegt dus de dynamiek van het cariës proces – laesieactiviteit – toe aan detectie. Beoordeling van de cariës activiteit Individuele laesies hebben ken merken die aangeven of een lae sie actief of inactief is. Deze ken- merken worden hierna be handeld. Sommige kenmer ken zullen al duidelijk zijn wan neer de tandarts voor de eerste maal een patiënt onderzoekt. De meeste patiënten zien hun tand arts echter met regelmatige tus senpozen. Zodoende kan, en moet, de initiële diagnose bij ver volg- bezoeken worden verfijnd, waarbij deze bezoeken tevens de mogelijkheid bieden de effecten van preventieve maatregelen te beoordelen en vast te stellen of actieve laesies tot stilstand zijn gebracht (monitoren; watchful waiting). In tabel 2.6 worden di agnostische criteria gepresen- teerd die gebruikt kunnen wor den om de mate van activiteit van cariëslaesies in glazuur en dentine te bepalen. Dit scoresys teem is klinisch te gebruiken om te bepalen of er regressie dan wel progressie van een cariëslaesie plaatsvindt. Hieronder volgt een beschrijving van de individuele locaties waar cariës kan optre den, met de specifieke kenmer ken van actieve en inactieve lae sies (Nyvad en Fejerskov, 1997; Nyvad e.a., 1999). Occlusale laesies De volgende kenmerken zijn in dicatief voor laesieactiviteit (Ek strand e.a., 2001): − wittevleklaesies met een dof of mat oppervlak, of laesies die bedekt zijn met plaque (Carval ho e.a., 1992); − caviteiten; − op röntgenopnamen zichtbare dentinelaesies (Ricketts e.a., 1996). De volgende kenmerken geven inactiviteit aan voor occlusale ca riës: − wittevleklaesies met een glim mend (hard) oppervlak; − bruinevleklaesies met een glimmend (hard) oppervlak (Carvalho e.a., 1992). – Approximale laesies Het vaststellen van de activiteit van een laesie tussen aangren zende elementen is vaak lastig omdat visuele inspectie meestal wordt verhinderd. De aan- of af wezigheid van een caviteit is rele vant voor de laesieactiviteit, maar kan helaas niet betrouwbaar op een röntgenfoto worden beoor deeld. De volgende kenmerken wijzen op approximale cariës activiteit: − een approximale laesie met aangrenzend een chronische gingivitis, ondanks pogingen van de patiënt om de plaque met tandzijde te verwijderen (Ekstrand e.a., 1998); − een laesie die bij een vorig on derzoek niet aanwezig was; − een patiënt met een geschat hoog cariësrisico (beschrij ving verderop in dit hoofdstuk), Afb. 2.13