Please activate JavaScript!
Please install Adobe Flash Player, click here for download

Dental Tribune Netherlands Edition

9Excerptdental tribune - netherlands editionseptember 2014 VERENIGING MEDISCH TANDHEELKUNDIGE INTERACTIE PRESENTEERT 3 OKTOBER 2014 IN HET SINGER IN LAREN Differentiaaldiagnostiekvanhoofd-enaangezichtspijn: dr. Nico van Duijn, huisarts (moderator) dr. Ben van Cranenburgh, neurowetenschapper prof. dr. Boudewijn Stegenga, MKA-chirurg dr. Corine Visscher, orofaciaal fysiotherapeut prof. dr. Wytske Fokkens, KNO-arts dr. Gisela Terwindt, neuroloog & bioloog prof. dr. Michel Ferrari, neuroloog HOOFDPIJN & KOPZORGENVAN CRACKED TOOTH TOT CLUSTERHOOFDPIJN Meer informatie en inschrijven via www.vmti.nl, inzendingen voor de wetenschapsprijs (2.500 €) voor 31 augustus bij wie op de röntgenfoto ap­ proximale laesies zichtbaar zijn (Lunder en Von der Fehr, 1996). De volgende kenmerken wijzen op een mogelijk tot stilstand ge­ komen laesie: − opeenvolgende röntgenopna­ men waarop geen progressie van de laesie zichtbaar is; − een patiënt die na preventieve behandeling een geschat laag cariësrisico heeft. Laesies op vrije, gladde vlakken Dit zijn de gemakkelijkst op hun activiteit te beoordelen laesies omdat ze het best zichtbaar zijn. Het volgende wijst op een actieve laesie: − wittevleklaesie dicht langs de gingivarand, die een dof of mat oppervlak heeft en vaak bedekt is met plaque; − een caviteit, met plaque bedekt, met of zonder blootliggend dentine; als dit dentine zacht is, is het in hoge mate geïnfec­ teerd. Het volgende wijst op een inac­ tieve laesie: − glanzende witte of bruine lae­ sies zonder plaque; − caviteiten, vaak donkerbruin, met hard dentine, zonder pla­ que en dikwijls gesitueerd op enige afstand van de gingiva­ rand. Wortelcariës Voor actieve laesies geldt: − ze zijn meestal dicht naast de gingivarand gelegen en bedekt met plaque; − ze zijn zacht of leerachtig van consistentie. Inactieve laesies zijn: − vaak gelegen op enige afstand van de gingivarand en niet be­ dekt met plaque; − net zo hard als het omringende gezonde worteloppervlak (Hel­ lyer e.a., 1990). De kleur van dentinelaesies is niet altijd een betrouwbare para­ meter voor activiteit van de laesie. Hoewel het erop lijkt dat een lae­ sie die van licht naar donker ver­ kleurt minder activiteit vertoont, kan ook een zwart verkleurde lae­ sie actief zijn (Lynch en Beighton, 1994). Secundaire cariës In het verleden gehanteerde aanwijzingen voor het vaststel­ len van activiteit van secundai­ re cariës – zoals randbreuk van de restauratie en verkleuringen rond een amalgaamrestauratie of tandkleurige restauratie – blijken onbetrouwbare indicatoren (Kidd e.a., 1995 en 1996; Rudolphy e.a., 1995). Ook een zwarting die op een röntgenfo­ to voorkomt onder een restaura­ tie, hoeft niet te betekenen dat er sprake is van een actief proces. Meestal zal het (al dan niet met opzet) achtergelaten (rest)cariës betreffen (Rudolphy e.a., 1997). Uit onderzoek van Mertz- Fair­ hurst e.a. (1998) bleek dat onbe­ handelde cariës die opzettelijk was achtergelaten en die door een restauratie goed was afgesloten van de buitenwereld, zich niet uitbreidde in de tien jaar dat het proces werd vervolgd. Maltz e.a. (2013) vonden geen ca­ riësactiviteit na partiële excavatie van carieus dentine dat was ach­ tergelaten op de bodem van de caviteit die werd afge- sloten met een permanente restauratie. Kenmerken van activiteit van se­ cundaire cariës zijn: − een op een röntgenfoto groter geworden radiolucentie onder of naast een restauratie; − een laesie of een caviteit naast een restauratie die bedekt is met plaque. Niet actief zijn: − secundaire cariëslaesies, op röntgenfoto’s zichtbaar als ra­ diolucenties, die in de loop van de tijd niet groter zijn gewor­ den; − glimmende, harde laesies naast restauraties die niet zijn bedekt met plaque. In de afbeeldingen 2.14a tot en met 2.14g worden voorbeelden getoond van de verschijnings- vormen van actieve en niet-actie­ ve cariës.  ■ Afb. 2.14a Actieve cariëslaesies in 13 en 14. Let op de aanwezigheid van plaque en gingivitis en op de kleur van de cariës. Afb. 2.14b De plaque, die hier met een pocketsonde wordt weggehaald uit de approximale ruimte tussen 35 en 36, en de bloeding van de gingiva zijn indicaties voor actieve cariëslaesies tussen die elementen. Afb. 2.14c Actieve cervicale cariëslaesies met ondermijnde caviteiten, plaque en gingivitis. Afb. 2.14d Röntgenfoto met verscheidene approximale demineralisaties ten gevolge van cariës. De grote laesies distaal 24 en mesiaal 25 zijn actief. Afb. 2.14e Bedwongen (niet-actieve) cariëslaesies in het melkgebit. De laesies in de molaren zijn voor reiniging toegankelijk gemaakt door de glazuurranden te beslijpen. Afb. 2.14f Bedwongen (niet-actieve) wittevleklaesie bij een jonge patiënt: een glad, glimmend glazuuroppervlak. Afb. 2.14g Bedwongen (niet-actieve) cariëslaesies bij een oudere patiënt: gladde, glimmende, lichtbruine verkleuringen. A B

Pages Overview