Please activate JavaScript!
Please install Adobe Flash Player, click here for download

Dental Tribune Netherlands Edition No.2, 2016

10 Excerpt dental tribune - netherlands edition maart 2016 Intraorale röntgenopnamen Dit is een fragment uit het boek Compendium mondzorg (Prelum, 2011), onder redactie van prof. dr. C. de Baat. Er zijn twee verschillende technieken voor intraorale röntgenopnamen, de bissectrice- en de paralleltechniek. Spe- cifieke intraorale röntgenopnamen zijn de bitewing en de occlusale opname. Een gebitselement wordt isometrisch afgebeeld als de centrale röntgenstraal door de apex loodrecht op de bissectrice tussen de as van het gebitselement en het filmvlak terechtkomt. Door de nade- len van vergroting, vervorming, onnauw- keurige afbeelding van het parodontium, een onbetrouwbaar beeld bij restaura- ties en het risico op het niet-bestralen van een deel van de film (‘cone cut’), wordt deze techniek niet aangeraden. Daarom blijft de bissectricetechniek in dit hoofdstuk buiten beschouwing. De paralleltechniek biedt een oplos- sing voor alle problemen die zich bij de bissectricetechniek voordoen. Het film- vlak wordt met behulp van een houder parallel aan de as van het gebitselement gehouden (figuur 5.1). De rechthoekige stralingsbundel valt loodrecht op de film en dus ook de as van het gebitselement. Het gebitselement wordt in alle delen gelijkmatig vergroot weergegeven en de rand van de alveole is niet vertekend. Men gebruikt hiervoor rechthoekige col- limatie. 5.3.2 Ruimtelijke informatie Een object is te lokaliseren als het wordt opgenomen vanuit minstens twee verschillende projectierichtin- gen, die loodrecht of bijna loodrecht op elkaar staan. Het creëert een zeke- re ruimtelijke informatie. Tegenwoor- dig laten geavanceerde panoramische toestellen toe om doorsneden of zelfs driedimensionale scanbeelden te ma- ken, de zogenoemde cone-beam-CT- opnamen. Bij deze opnamen is de stra- lingsdosis vaak laag, terwijl de beelden een rijke bron van driedimensionale in- formatie zijn, zodat dit langzamerhand de overhand krijgt op het maken van opnamen in diverse dimensies. 5.3.3 Parallax en dieptelokalisatie Het kijken naar en differentiëren tus- sen twee structuren kan worden be- lemmerd door een superpositie op een tweedimensionaal beeld. Informatie over de lokalisatie en onderlinge rela- tie van beide structuren, bijvoorbeeld twee pulpakanalen, een derde molaar, de canalis mandibulae en een geïmpac- teerd gebitselement, kan worden ver- kregen door een verandering in projec- tierichting van de stralenbundel. Dit is beter bekend als de ‘SLOB-regel (‘same lingual opposite buccal’), waarmee wordt bedoeld dat objecten die zich verder van de stralenbundel bevinden en dus dichter bij de film, meebewegen in dezelfde (‘same’) richting als de rönt- genbuis (figuur 5.2). Objecten die zich buccaal bevinden, bewegen typisch in tegenovergestelde richting (‘opposite’). 5.3.4 Kwaliteitscriteria Te hanteren kwaliteitscriteria voor rönt- genopnamen zijn: correcte instelling van de opnameparameters, optimale pro- jectgeometrie en optimale ontwikkeling. Opnameparameters Optimaal contrast Bij conventionele radiografie: • contrastregeling via kilovoltage (kV), indien instelbaar; • lager kV voor hoog contrast bij cariësdiagnostiek; • hoger kV voor laag contrast bij parodontale diagnostiek. Bij digitale radiografie: • kV-beperkingen bij charge-coupled- device-sensoren (CCD); • meer kV-speelruimte bij fosforplaat- systemen; • contrastregeling via software. Optimale densiteit Bij conventionele radiografie: • zwarting en densiteitsregeling door het aantal milliampères te variëren; • intensiteit is meestal niet instelbaar; • regelbaar via knop voor tijdsinstel- ling, keuze gebitselement of aandui- ding filmgevoeligheid; • hogere milliampères geeft meer zwarting. Bij digitale radiografie: • milliampères moeten ongeveer 50% lager kunnen; • onder- en overbelichting kunnen in zekere mate worden gecorrigeerd; • bij fosforplaat is er meer speelruimte dan bij CCD; • intensiteitsregeling via software. Projectiegeometrie Correcte uitvoering van de opname- techniek; dit geldt voor conventionele en digitale radiografie. Ontwikkeling De ontwikkelprocedure is de belang- rijkste oorzaak van foutieve beelden, 80% van de fouten wordt hierbij ge- maakt; bij digitalisatie worden ontwik- kelfouten vermeden. […] 5.3.9 Paralleltechniek Indicaties De indicaties voor gebruik van de paral- leltechniek zijn: • evaluatie parodontium; • evaluatie endodontium; • evaluatie botpathologie; • detectie cariës; • evaluatie progressie cariëslaesie; • beoordeling bestaande restauratie. Voordelen ten opzichte van bissectrice- techniek • betrouwbaarheid: weergave structu- ren op ware grootte en zonder verte- kening; • standaardisatie van uitvoering; • reproduceerbaarheid (opvolging let- sels); • fixatie van de film in de houder: geen buiging; • geen vingers in de mond (betrouw- baarheid, hygiëne); • mogelijkheid tot rechthoekige stra- lenbundeling (= collimatie); • extra stralenhygiëne; • eenvoud van uitvoering; • ideaal voor elke type diagnostiek. Voorwaarden • minimale afstand tussen focus en object: 30-40 cm; • minimale buislengte 20 cm; • geen kegelvormige maar cilindervor- mige of rechthoekige buis (figuur 5.3); • kilovoltage 60-70 kV; • buisstroom 7-15 mA; • gebruik instelapparatuur is noodzaak; • film/sensor bevindt zich parallel aan de onderzoeksregio (gebitselement/ kaakbot); • stralenbundel is evenwijdig en valt loodrecht op film/sensor en onder- zoeksregio (figuur 5.4). 5.3.10 Bitewing Indicaties De indicaties voor het gebruik van een bitewing zijn: • detectie cariëslaesie; • evalueren progressie cariëslaesie; • beoordeling bestaande restauratie; • evaluatie parodontium in coronaire een derde deel. Opnametechniek De volgende stappen moeten worden doorlopen: • Op een schone tissue het benodigde materiaal klaarleggen. • Bij voorkeur richtapparatuur gebruiken die extraorale informa- tie geeft over de projectiegeometrie van de paralleltechniek (anders bijt- vleugel). • De opnameparameters correct in- stellen. • De patiënt vragen rechtop te zitten met rug en hoofd goed gesteund. • Een eventuele uitneembare ge- bitsprothese of bril verwijderen. • Het occlusale vlak van de bovenkaak moet evenwijdig zijn met de vloer. • De buis 5-8 graden neerwaarts positioneren, gecentreerd op de af te beelden regio. • Bij de filmplaatsing met een bijtvleu- gel moet men (figuur 5.5): - het opnamegebied volledig om- vatten; - de boven- en ondertandboog evenveel omvatten; - het occlusievlak horizontaal af- beelden; - niet gebogen zijn; - geheel belicht worden (geen ‘co- ne-cuts’); - zeer kritisch horizontaal worden gepositioneerd om approximale overlap te vermijden; - de stralenbundel loodrecht op de raaklijn van de approximale vlakken van de af te beelden gebitselementen oriënteren; Figuur 5.1 Principe van de paralleltechniek. L B L B S O Figuur 5.2 Parallax: het creëren van een zekere diepte-informatie via de SLOB-regel. röntgenbuis bijtblokje Figuur 5.4 Bij de paralleltechniek wordt de film/sensor met richtapparatuur in een parallelle positie met het gebitselement gebracht. Via een bijtblokje wordt het richtapparaat gestabiliseerd. Een rechthoekige of cilindervormige buis met rechthoekige collimatie produceert een parallelle stralenbundel die loodrecht op de onderzoeksregio (gebitselement/ kaakbot) en de film invalt. Figuur 5.5 Bijtvleugel (a) of de meer accurate bitewingpositioneringsapparatuur (b). Met een bijtblokje wordt de film stabiel gehouden, evenwijdig met de assen van de gebitselementen. (c) Een rechthoekige buis produceert een parallelle stralenbundel die loodrecht op de onderzoeksregio en de film invalt. (d) Klinisch resultaat van een bitewingopname. A B C D Figuur 5.3a-e Paralleltechniek. Rechthoekige buis met een oppervlakte van 3 × 4 cm en een buislengte van 20 cm (a) tot 40 cm (b). Gebruikt men naast de gangbare filmtypen van 3 × 4 cm of kleiner ook occlusale of extraorale filmformaten, dan verdient een cilindervormige buis aanbeveling. Daarop kan een rechthoekige collimator worden bevestigd in geval van standaard intraorale opnamen. Dimensies van de cilinder zijn maximaal 6 cm diameter met een buislengte tussen 20 cm (c) en 40 cm (d). Een conus (kegelvormige buis) kan niet worden gebruikt (e) omdat de stralen niet worden gebundeld, waardoor de beeldkwaliteit inferieur en de strooistraling enorm groot is. A B C D E 1 2 3 4 5 6 7 8 10 Compendium mondzorg Redactie prof.dr. C. de Baat Onze prijs: € 69,50 Redactie: prof. dr. C. de Baat Verschenen: 2011 Omvang: 464 pagina’s Bestel uw tandheelkundige boeken op www.geneeskundeboek.nl Compendium mondzorg

Pages Overview