Please activate JavaScript!
Please install Adobe Flash Player, click here for download

Dental Tribune Netherlands Edition

17Reportagedental tribune - netherlands editionnovember 2015 Tandarts in een ggz-instelling: een vak apart “Het contact met deze patiënten is anders, intenser” TEKST: GERRIT JAN LOGT Het vergt de nodige lef om psychiatrisch patiënten te willen behandelen, ook de ‘ernstige’ gevallen. Wat komt de mondzorgprofessional bij het behandelen van deze pa­ tiëntengroep zoal tegen? En wat zijn punten om rekening mee te houden? Inge Rogge­ veen (59), tandarts algemeen practicus te Den Haag, kan hier als geen ander over ver­ tellen. Al 34 jaar bedient zij in deeltijd de psychiatrische patiënten van ggz-instel­ ling Parnassia Groep, naast de patiënten in haar regu­ liere praktijk. Dental Tribu­ ne ging in gesprek met deze ervarings­deskundige. Direct na haar afstuderen in 1980 solliciteerde Inge Roggeveen als tandarts bij het toenmalige Ro­ senburg, een van de voorlopers van de huidige Parnassia Groep. Waar kwam die motivatie van­ daan? Roggeveen: “Iedere tand­ arts heeft een drive om een aspect van het vak heel goed te willen doen. Sommigen willen bijvoor­ beeld zo mooi mogelijke endo’s doen, of kroon- en brugwerk, im­ plantaten… Bij mij was en is het een uitdaging om in een ‘rug- tegen-de-muur-situatie’ men­ sen tandheelkundig op de rails te houden. Om onder moeilijke omstandigheden toch een rede­ lijk resultaat te behalen. Dat is vandaag de dag nog steeds mijn voornaamste motivatie om dit werk te doen.” Roggeveen had wat dat betreft ook best tandarts in een ontwik­ kelingsland of oorlogssituatie wil­ len zijn. Haar belangstelling werd gewekt tijdens een studiestage op een mytylschool, waar patiëntjes met open ruggetjes tandheelkun­ dige zorg ontvingen en ze bewon­ dering kreeg voor de manier waar­ op de tandarts daar werkte. De begintijd was moeilijk, vooral ook financieel. Het kost­ te heel wat denk- en schuif­ werk voordat de praktijk voor psychiatrisch patiënten enigs­ zins winstgevend werd. Voor­ deel was dat ze zelf nog een re­ guliere praktijk runde, evenals haar toenmalige echt­genoot. Sinds 2002 kan Roggeveen haar werk op tijdsbasis bij zorg­ verzekeraars declareren en dat is een belangrijke vooruitgang geweest, ook al betekent het tevens meer administratieve rompslomp. “Sommige psychi­ atrische patiënten worden be­ ter en kunnen terugkeren in de maatschappij. Voor mij als tand­ arts is het essentieel dat ik voor­ al die groep mensen pijnvrij kan houden, zodat ze kunnen blijven eten en hun gebit in een so­ciaal aanvaardbare conditie blijft. Dat laatste is heel belangrijk om weer geaccepteerd te kunnen worden in de maatschappij.” Slechte mondhygiëne Het grote gemeenschappelijke probleem van psychiatrische pa­ tiënten, of ze nu een verslaving of persoonlijkheidsstoornis heb­ ben of depressief zijn, is dat hun gebit bijna zonder uitzondering in slechte staat verkeert. Meest­ al hebben zij langere tijd hun gebit en mondhygiëne verwaar­ loosd als gevolg van hun psy­ chiatrische aandoening. Door medicatie hebben zij vaak een droge mond, hetgeen leidt tot een forse prevalentie van voor­ al cervicale cariës, naast tand­ vleesproblemen zoals gingivitis en parodontitis. “Ik kies daarom ook bijna nooit voor dure oplos­ singen,” zegt Roggeveen. De populatie van Parnassia Groep bestaat, naast patiënten die begeleid wonen, uit bij elkaar zo’n duizend intramu­rale pa­ tiënten. Roggeveen en een col­ lega-tandarts zien per jaar vele honderden patiënten, ­sommige min of meer ‘vast’ en andere eenmalig of zeer onregelmatig. Wat maakt dit werk bijzon­ der en misschien ook wel mooi? Roggeveen: “Het contact met deze mensen is anders, inten­ ser, minder formeel dan in mijn gewone praktijk. Deze mensen pakken je vast, willen geaaid en gerustgesteld worden, zijn onge­ remd en vaak emotioneel. Je ont­ vangt ook meer directe feedback. Voor velen van hen betekent naar de tandarts gaan een enorme in­ spanning, en het is ontroerend als je dan in een joint effort resul­ taat weet te ­bereiken.” Stapje voor stapje In de loop der jaren heeft Rogge­ veen een aantal gemeenschap­ pelijke problemen geïdentifi­ ceerd en daarvoor oplossingen gevonden. Allereerst zijn psy­ chiatrische patiënten vaak on­ geremd en ongeduldig. Daarom maakt Roggeveen alleen korte afspraken, van 10 minuten tot een kwartier, en moeten patiën­ ten dus vaker terugkomen. Daar­ naast zijn ze vaak extra angstig. “Ik doe alles stapje voor stapje, heel rustig. En ik geef ze macht. Ik doe geen handelingen boven hun lichaam, de deuren staan al­ tijd open, ze kunnen zo opstaan en weglopen als ze willen, en als ze hun hand opheffen als stopte­ ken, stop ik ook ­direct.” Een ander probleem is dat pati­ ënten vaak niet op afspraken ko­ men. Daarom heeft Roggeveen een open spreekuur ingesteld, van half drie tot half vier. Iedereen die komt, wordt geholpen. Om half vier gaat de voordeur dicht, maar iedereen die er dan nog is wordt behandeld. Zo kan het dus wel­ eens half zes of later worden. Psychiatrische patiënten kun­ nen niet samen met niet-psy­ chiatrische patiënten in een wachtkamer zitten. “Ze zoeken na verloop van tijd altijd contact met andere wachtenden, vaak op een nogal indringende en dus irritante manier, bijvoorbeeld door om geld te vragen of zo.” Agressiviteit komt volgens Rog­ geveen overigens opvallend wei­ nig voor. Wel heeft ze twee as­ sistenten, een in de wacht­kamer en een aan de stoel. Omdat deze groep patiënten vaak een buiten­ gewoon slechte mondhygiëne heeft, is er een preventieassis­ tente met een eigen spreekuur en soms ook een prothese-tech­ nieker en een arts. Vertrouwen Als tandarts kun je er niet al­ tijd op vertrouwen dat patiën­ ten je de waarheid vertellen, ze­ ker bij deze patiëntengroep niet. “Voor je anamnese moet je dus echt doorvragen, je eigen con­ clusies trekken, en soms kort­ sluiten met bijvoorbeeld de ver­ pleeghuisarts. Mensen vertellen je soms dat ze diabeet zijn, of dat ze nieuwe gewrichten heb­ ben gekregen, en dat blijkt dan helemaal niet zo te zijn.” Het werken met psychiatri­ sche patiënten is al met al een vak apart. “Er gebeurt zo veel en je maakt iedere dag ontzet­ tend leuke en grappige dingen mee,” vertelt Roggeveen. “Je krijgt soms ook de vreemdste cadeaus, zoals een appel waar ze net een stuk uit hebben gebe­ ten.” Roggeveen vertelt een ver­ haal over patiënten van dezelfde afdeling die op een gegeven mo­ ment brandblaren in hun mond bleken te hebben. Doorvragend kwam zij achter de oorzaak. Op de afdeling werd rond elf uur ’s ochtends warme chocolade­ melk uitgedeeld, en de patiënten hadden er een wedstrijd van ge­ maakt wie deze het snelst naar binnen kon werken. Is er binnen ggz-instellin­ gen voldoende aandacht voor mondzorg van patiënten? Rog­ geveen vindt van niet. “Tot nu toe was het echt bedroevend.” Onder invloed van de nieuwe IGZ-richtlijnen lijkt daar ver­ andering in te komen. Met één verpleeghuisafdeling heeft Rog­ geveen uitgebreide protocollen ingesteld en gezorgd dat er voor elke patiënt een behandelplan is, een schema en een persoon­ lijke mondzorgkaart. Ze heeft nascholing gegeven aan het ver­ plegend personeel, gezorgd dat er per afdeling een hoofdver­ antwoordelijke is, en drie keer per week rijdt er nu een busje van het verpleeghuis naar haar tandartspraktijk. Volgens Rog­ geveen is dit een uitzondering: andere afdelingen zijn nog lang niet zo ver. Kan elke tandarts algemeen practicus dit werk doen? Vol­ gens Inge Roggeveen wel, in ieder geval technisch en in­ tellectueel gezien. Maar het vergt wel een bepaalde drive, karakter­eigenschappen en soci­ ale vaardigheden. “Het is vaak vies werk, mensen zijn onver­ zorgd, soms niet zindelijk, ge­ ven gemakkelijk over en kunnen daarbij een kracht ontwikkelen waardoor de operatielamp ge­ raakt wordt. ‘Projectieloverge­ ven’ noemen we dat.” Zelf heeft Roggeveen het werk in de har­ de praktijk moeten leren. Aller­ eerst in het tijdmanagement en de bedrijfsvoering, maar ook in het omgaan met de patiënten. “Je moet bijvoorbeeld tijdens behandelingen snel en alert zijn, en je moet heel goed kun­ nen verdoven.” Heeft Roggeveen nog een boodschap voor collega-tand­ artsen die iets met psychiatri­ sche patiënten willen doen? “Er is momenteel veel behoefte aan mondzorg voor niet-intra­ murale psychiatrische patiën­ ten en voor patiënten die be­ geleid wonen. Vaak hebben zij geen toegang tot mondzorg. Als tandarts zou je bij een ggz-in­ stelling als Parnassia Groep of bij de gemeente kunnen mel­ den dat je iets voor deze patiën­ tengroep wilt doen. Vervolgens kun je bijvoorbeeld eens aan het einde van de dag een open spreekuur voor deze patiënten openen, waarbij je op tijdsbasis kunt declareren.”  ■Tandarts Inge Roggeveen. Ik doe alles stapje voor stapje, heel rustig. En ik geef ze macht Je moet tijdens behandelingen heel snel en alert zijn

Pages Overview