Please activate JavaScript!
Please install Adobe Flash Player, click here for download

Dental Tribune Netherlands Edition

7Interviewdental tribune - netherlands editionseptember 2015 It’s Showtime! 30 jaar KvPA van die ouders. Die zitten elkaar bijvoorbeeld dingen te verwijten, maken ruzie, zijn emotioneel. Dit vraagt nogal wat communicatie- ve en ook analytische vaardighe- den en daar heb je als algemeen practicus handvatten voor nodig. De eerste vraag is: wat is er pre- cies gebeurd? Waarbij Sam dus kan vertellen wat er gebeurd is, en misschien weet hij het niet meer omdat hij een hersenschud- ding heeft, maar dat is wel van belang. Misschien wil hij het niet vertellen omdat zijn vader hem heeft geslagen. We vermoeden dat het percentage kindermis- handeling inclusief verwaarlo- zing tussen de 6 en de 10 procent van de gevallen ligt. Dat is een flink percentage. Als kinderen na een val bij de dokter komen, heeft ongeveer 10 procent van hen behalve tandlet- sel ook hersenletsel. Dus je moet toch in eerste instantie het kind in zijn totaliteit bekijken, inclu- sief de voorgeschiedenis. Wat is er nu precies gebeurd? Zijn er niet ook andere dingen, klopt het verhaal wel, van het kind, van de ouders? Juist daarin wordt de tandarts algemeen practicus op dit moment niet opgeleid of ge- traind. Wat wilt u de tandarts meegeven die in een dergelijke casus terechtkomt? Verlies je niet in details in het eerste gesprek. Houd het simpel. Vertel en doe niet te veel, vraag wel door. Het is al zo ingewik- keld en emotioneel voor het kind en de ouders, vaak hebben ze ook nog schuldgevoelens. Als er zo’n kind bij je binnenkomt dat geval- len is, met een bebloede mond, dan is eigenlijk maar bij twee van de tien diagnoses de prog- nose minder gunstig: de intrusie, en de tand die al lange tijd uit de mond is en slecht en droog be- waard (avulsie). In alle andere ge- vallen is de prognose gunstig en is een bemoedigend woord – “nou Sam, het ziet er misschien lelijk uit, maar ik denk dat het wel goed komt” – op zijn plaats. Praat in het eerste gesprek ook niet te veel over de prognose. Dat is op dat moment helemaal niet interessant. Verlies je niet in al- lerlei bespiegelingen over moge- lijke gevolgen en vervolgbehan- delingen, dat is iets voor één of twee weken later. Belangrijk zijn in het eerste con- tact de empathische benadering van patiënt en begeleiders, en het stellen van de diagnose. Daarbij moet je niet alleen kijken en den- ken als tandarts, maar kijken naar de hele mens. Dat maakt het werk boeiend. Je kunt in een kwartier of halfuur zo verschrikkelijk veel goed werk doen! Ouders en kind zijn in paniek, emotioneel, onge- rust, ze denken: dit komt nooit meer goed, en als tandarts kun je dan zorgen voor kalmte en hel- derheid. Want in bijna alle geval- len komt het dus wel degelijk weer goed. Dan is het toch hartstikke leuk werk om te doen hoor, alge- meen tandarts zijn. Kindermishandeling is natuurlijk een heikel punt. Als de tandarts vermoedt dat daarvan sprake is, wat moet hij doen? Allereerst moet de tandarts zich altijd afvragen of het verhaal van het kind en de ouders wel klopt, of het consistent is. Uitgegleden Figuur 1. Jonge patiënt komt binnen na val met skateboard. Er zijn excoriaties in het gelaat te zien. Figuur 2. De tandfoto toont een wortelfractuur in 11 en 21. Casus 1 Typische tandletsels Casus 2 Figuur 3. Dilaceratie 11 door intrusie- luxatie in het melkgebit. Behandelplan: nu verwijderen 11, 3 maanden later autotransplantatie 35 naar regio 21. Figuur 4. Tijdelijke ombouw 35 tot een 11 tijdens de orthodontische fase. Figuur 5. Definitieve ombouw 21 na afloop van de orthodontische behandeling. Figuur 6. Eind goed, al goed. De algemeen practicus moet de spin in het web zijn > lees verder op pagina 8 met dank aan Tjebbe Swart en Hein de Kloet in de badkamer, en dan die hele lip kapot en dat lipbandje en die tand er half uit, dat is een beetje gek. Doe je bloesje eens uit, vraag je dan, en goh: allemaal blauwe plekken. Als een tandarts kin- dermishandeling vermoedt, moet hij niet zelf het gesprek aangaan met het kind en de ouders, maar bijvoorbeeld contact zoeken met de huisarts. Ook zou de tandarts de kaakchirurg om hulp kunnen vragen. Die kan vervolgens con- tact zoeken met de kinderarts.

Pages Overview