Please activate JavaScript!
Please install Adobe Flash Player, click here for download

Dental Tribune Netherlands Edition

4 Interview dental tribune - netherlands edition augustus 2014 “Je bent ouder­ wets als je het Dahlconcept niet toepast” Interview met dr. Hans van Pelt, prosthodontist TEKST: MARIEKE EPPING FOTO’S: JOB SCHLINGEMANN Al in 1975 beschreef de Noorse prosthodontist Björn Dahl het effect van een lokale, occlusale beetverho- ging bij patiënten met ruimte­gebrek door slijtage. In verschillende Eu- ropese landen kreeg zijn behandel- concept een plaats in het curricu- lum van de opleidingen, maar in Nederland gebeurde dat lange tijd niet. De afgelopen jaren neemt de populariteit van Dahl’s methode in Nederland een vlucht en zijn steeds meer tandartsen benieuwd naar de techniek. Dental Tribune sprak met Hans van Pelt, die samen met Wa- beke het Dahlconcept in ons land op de kaart zette. Wat houdt het concept dat Björn Dahl beschreef precies in? Het Dahlconcept is kort gezegd een orthodontische reactie op ge- controleerde overbelasting. Björn Dahl, een Noorse prosthodontist, werd in 1964 door zijn landge- noot en orthodontist Anderson op het idee gebracht om bij patiënten met lokale slijtage, voornamelijk in de frontelementen, met com- posiet een lokale beetverhoging over de slijtage heen te bouwen. Je herstelt daarmee de oorspron- kelijke anatomische vorm van het element. Essentieel daarin is het zogenaamde ‘Dahlplatform’ dat je met composiet opbouwt: de beet- verhoging die de gecontroleerde overbelasting geeft, waardoor uit- gegroeide elementen terug ver- plaatsen. Het concept slaat eigen- lijk twee vliegen in één klap: waar je vroeger eerst met orthodontie ruimte moest maken om vervol- gens te kunnen restaureren, ben je nu met deze ene behandeling klaar. Je combineert het herstellen van de slijtage met het terugplaat- sen van uitgegroeide elementen. Het Dahlconcept is in feite gratis onzichtbare orthodontie. Welke patiënten zijn het meest gebaat bij een behandeling volgens het Dahlconcept? Vooral jongeren met lokale slijta- ge. Een jaar of tien geleden werd bekend dat ruim veertig procent van alle zestienjarigen last heeft van gebitsslijtage. Dat is enorm veel! Die slijtage begint vaak ach- ter de voortanden, wat een ide- ale plaats is om Dahl toe te pas- sen. Jongeren hebben er ook veel baat bij, omdat het slijtageproces gestopt wordt. De composietlaag beschermt het resterende glazuur en is beter bestand tegen slijtage. Het is overigens niet zo dat we bij oudere mensen niet kunnen ‘Dahlen’, maar bij jongeren met slijtage is het effect het grootst, omdat zij er het langste baat bij hebben. Kan deze techniek bij iedereen met slijtage worden ingezet? Nee, dat niet. Wanneer de achter­ zijde waarop het Dahlplatform moet worden opgebouwd heel steil is, bijvoorbeeld bij een dek- beet, moet je toch eerst ortho- dontie toepassen om ruimte te creëren. Daarnaast mag het tand- vlees niet ontstoken zijn. Ook bij kaakklachten is het niet wense- lijk een Dahlbehandeling uit te voeren. Soms is orthodontie no- dig maar is het ook wenselijk om te Dahlen. In die gevallen kun je in samenspraak met de ortho- dontist een gecombineerde be- handeling opzetten. Maar dat is wel Dahlen voor gevorderden! Het is bijna veertig jaar geleden dat Dahl zijn techniek beschreef. Toch is het Dahl­ concept nog steeds geen gemeengoed in de Neder­ landse tandheelkunde. Hoe komt dat? Gek genoeg is Dahl’s ontdek- king destijds niet opgepikt in Nederland. Wel in het Verenigd ­Koninkrijk bijvoorbeeld, waar de methode regelmatig gebruikt wordt. Een tandarts in Engeland is strafbaar wanneer hij slijta- ge niet behandelt, omdat slijtage alleen maar erger wordt en het herstel lastiger en duurder wordt naarmate je langer wacht met ingrijpen. De National Health ­Service heeft het daarom ver- plicht gesteld om vroegtijdig in te grijpen bij slijtage, waar het Dahlconcept zich natuurlijk per- fect voor leent. Was dat een keerpunt in de bekendheid van het concept, ook in Nederland? Ja, alleen pas veel later. In 1995 is de Engelse tandarts Peter Briggs, een autoriteit op het gebied van Dahl, dit verhaal komen vertel- len in Nederland. Ik raakte geïn- teresseerd en geïnspireerd en ik ben met de techniek aan de slag gegaan. Samen met Kya Wabeke (auteur van het recent versche- nen AccreDidact-programma over het Dahlconcept, red.) ben ik het Dahlconcept steeds meer gaan toepassen en zijn we over de mo- gelijkheden gaan publiceren. Dat stuitte op weerstand van ortho- dontisten, die meenden dat je het creëren van ruimte enkel met or- thodontie kon bereiken. Maar Dahl had in zijn onderzoek wel degelijk aangetoond dat het werk- te, dus die kritiek was ongegrond. Ook wij merkten in de praktijk dat elementen echt verplaatsten dankzij het Dahl­platform. Langzaam kreeg de techniek hier voet aan de grond. In 2007 hebben Kya Wabeke en ik bij het College van Adviserende Tand- artsen een voordracht gehou- den over de behandelmogelijk- heden bij slijtage. Toen we daar vermeldden dat veertig procent van de zestienjarigen gebitsslij- tage had, volgde de beslissing dat slijtagebehandelingen in het basispakket horen. Als een pa- tiënt pas na zijn 18e behandeld zou worden, moest hij zijn tand- arts maar aanklagen voor super- vised neglect. Daarop dacht ik: als hier dezelfde situatie ontstaat als in Engeland, moeten we zorgen dat alle tandartsen deze metho- de kennen en onder de knie krij- gen. Dus zijn wij lezingen gaan organiseren, zodat tandartsen zich konden scholen in het Dahl- concept. Toen heeft het wel een vlucht genomen. Maar als dat pas in 2007 was, dan liepen we flink achter bij de Engelsen… Nou, dat viel mee. Want de­ ­Engelsen maakten hun Dahl- platformen van chroomkobalt, wat niet erg mooi is: die grijze kleur schijnt door het gebit heen. In Nederland waren we al zo ge- wend aan composiet, dat we het platform daarmee gingen bou- wen. Dat is natuurlijk veel mooi- er en de Engelsen hebben dat van ons overgenomen. We waren ze dus in één klap voorbij. Weet de Nederlandse tandarts inmiddels voldoende over het Dahlconcept? Nog niet. Het zit nu wel in de op- leiding, maar enkel in de master- richting voor restauratieve tand- heelkunde. Bovendien hebben alle tandartsen die langer geleden zijn afgestudeerd, het concept niet in hun opleiding gekregen. Ik heb mij er altijd over verbaasd dat ik er nooit college over heb ge- had, terwijl het al in 1975 is gepu- bliceerd. Met de lezingen die Kya Wabeke en ik vanaf 2007 hebben georganiseerd, hebben we wel veel tandartsen kunnen bereiken. De KNMT heeft berekend dat ongeveer 2500 tandartsen daar- door het Dahlconcept nu kennen, maar dan blijven er dus nog ruim 5000 over die er niet bekend mee zijn. Met het Dahlconcept sla je twee vliegen in één klap > lees verder op pagina 6

Pages Overview