Please activate JavaScript!
Please install Adobe Flash Player, click here for download

Dental Tribune Netherlands Edition

4 Interview dental tribune - netherlands edition mei 2014 > lees verder op pagina 6 “Tandletsel hoort thuis bij de ­algemeen practicus” Interview met Paul Wesselink, em. hoogleraar Cariologie en Endodontologie bij ACTA Tekst: Marieke Epping Emeritus hoogleraar Paul Wesse- link is een autoriteit op het gebied van tandletsel. Na zijn studie tand- heelkunde en opleiding tot endo- dontoloog in Boston, was zijn eer- ste klus bij ACTA het schrijven van een handleiding voor traumata. Hij raakte geboeid en heeft het onder- werp nooit meer verlaten, waar- bij het feit dat op elfjarige leeftijd zijn tanden door een ongeluk uit zijn mond werden geslagen, zeker meespeelde in zijn fascinatie. Re- centelijk kwam Wesselink in het nieuws als hoofd van een taskforce van de hockeybond die de mogelij- ke maatregelen tot het voorkomen van tandletsel bij hockey gaat on- derzoeken. Dental Tribune sprak met hem over de behandeling én preventie van tandletsel. “Het be- handelen van tandletsel is vaak een grote uitdaging, die veel waarde- ring kan opleveren.” Tandletsel kan vele vormen en oorzaken hebben. Welke komen het meeste voor? De oorzaak van tandletsel is vaak een ongeval in de huiselijke sfeer: kinderen die vallen tijdens het spelen en daarbij een tand be- schadigen. Ook (contact)spor- ten vormen een risico. Daarnaast zie ik in mijn eigen casussen nog een andere prominente oorzaak: de combinatie alcoholgebruik en fietsen, met hier in Amsterdam de tramrails als extra dimensie. Dat wordt toch opvallend vaak genoemd als oorzaak voor een valpartij waarbij tandletsel is ontstaan. Verreweg het meeste tandlet- sel betreft een kroonfractuur, ge- volgd door luxaties. Minder vaak zie je ingewikkeldere trauma- ta, zoals kaakbreuken. Gelukkig maar, want kroonfracturen zijn goed te behandelen. Weten patiënten wat ze moeten doen wanneer ze bij een val een tand beschadigen? Niet echt. Steeds meer mensen weten wel dat je een uitgeslagen tand kunt bewaren in melk, om de kans op een succesvolle te- rugplaatsing te vergroten, maar ik weet niet hoe wijdverbreid die kennis is. Wel heb ik het idee dat ambulancepersoneel goed weet hoe te handelen bij tandletsel. Patiënten met tandletsel gaan opvallend vaak naar de Spoed- eisende Hulp (SEH), terwijl ei- genlijk de tandarts het best ge- ëquipeerd is voor het behandelen ervan. Er is vaak sprake van pa- niek bij tandletsel, maar in feite is het allemaal niet zo spoedei- send. Een afgebroken stukje tand of zelfs een blootliggende pulpa hoeft echt niet direct behandeld te worden. Even uitstellen heeft geen invloed op de prognose en meestal heeft een patiënt er ook niet veel last van. Bovendien zal de kaakchirurg die er op de SEH wordt bijgehaald vaak verwijzen naar de tandarts. Tenzij er na- tuurlijk sprake is van heel ernstig letsel, zoals gebroken kaken. Is een algemeen practicus wel voldoende voorbereid op zo’n situatie, waarbij vaak sprake is van spoed en paniek? Jazeker. Het komt niet elke dag voor, dus er ontstaat wel wat commotie in de praktijk: ‘wat krijgen we nu?’. Maar juist de al- gemeen tandarts heeft alle nood- zakelijke technieken en kennis in huis en kan de patiënt dus het beste helpen. Tandletsel hoort primair thuis in de algemene praktijk. Doordat tandartsen niet vaak tandletsel zien, zullen sommigen het in eerste instantie wellicht in- gewikkeld vinden. Dan hebben ze houvast aan de Praktijkrichtlijn Tandletsel van de NMT, die tien jaar geleden om die reden flink is versimpeld. Zo werd eerder voor verschillende situaties een an- dere spalktijd gegeven: dan weer twee weken, dan weer zes, dan weer vier. Dat hebben we alle- maal gelijkgetrokken naar vier weken spalken, want dat werkt in alle gevallen goed. Zelf merk ik dat tandletsel een dankbaar on- derwerp is voor (bij)scholing. De kennis erover zakt nu eenmaal weg en het thema levert specta- culaire verhalen en plaatjes op. Wat is cruciaal in de behandeling van tandletsel? Een groot deel van de behande- ling is communicatie. Dat begint al wanneer een patiënt belt dat hij letsel heeft opgelopen. Laat een patiënt met een trauma al- tijd direct langskomen, ook al is het vrijdagmiddag vijf voor vijf. De impact ervan op een patiënt is groot, alleen al daarom is het belangrijk de patiënt direct te zien. Bovendien kun je aan de te- lefoon niet bepalen hoe ernstig het tandletsel precies is. Doe in de eerste zitting zo min moge- lijk, alleen wat echt noodzakelijk is, zoals een tand terugplaatsen. Laat iemand verder vooral bijko- men, veel ‘herstelwerk’ kan wel een dag of twee wachten. Dan is de patiënt meer gekalmeerd en kun je zelf zonder overhaasten de behandeling uitvoeren. Vooral bij een kind is de bena- dering die eerste zitting heel be- langrijk. Het trauma en de bij- komende paniek zijn vaak al beangstigend genoeg. Als je dat kind ook nog in een stoel zet, er met drie man bovenop duikt en over het kind heen enkel met de ouders praat, daar wordt zo’n pa- tiëntje niet rustiger van. Dus: witte jas uit, door je knieën en op gelijke hoogte communice- ren. Kalmeer het kind en ga dan pas kijken wat je eventueel kunt doen. In een tweede zitting ga je het letsel uitgebreider behan- delen. Daarna is het zaak een patiënt te blijven monitoren en tot lang na het trauma speciale aandacht voor het herstellende element te houden. Je kunt bij tandletsel nooit met zekerheid voorspellen wat de uitkomst gaat zijn. Waar moet een tandarts alert op zijn bij het monitoren? Je moet goed in de gaten blij- ven houden wat het element gaat doen. Misschien is er toch te veel schade aan de wortel geweest en is er uiteindelijk toch een ka- naalbehandeling nodig. Soms treedt na een tijd alsnog wor- telresorptie op. Hoezeer je ook je best doet, soms is de impact van een trauma te groot en gaat een element toch verloren. Het is als tandarts je verantwoordelijk- heid een patiënt goed te blijven monitoren, zodat je snel kunt in- grijpen wanneer iets mis dreigt te gaan. Het is dus van belang de patiënt duidelijk te maken waar- om hij steeds moet terugkomen. Zorg dat je signaleert wanneer een tandletselpatiënt zijn con- troleafspraak afzegt, en dat er di- rect contact wordt opgenomen en wordt uitgelegd waarom hij toch echt moet komen. Belangrijk is ook dat je een goede overdracht geeft aan de ei- gen tandarts van een patiënt die in het weekend met letsel bij jou komt. Dat kun je niet afdoen door een brief mee te geven aan de pa- tiënt en de opdracht een afspraak met de tandarts te maken. Bena- der zelf de tandarts in kwestie en vertel (en schrijf) over de casus, hoe je behandeld hebt en dat de patiënt een afspraak moet ma- ken. En omgekeerd: als jij zo’n bericht krijgt van een weekend- tandarts, neem dan direct con- tact op met de patiënt. Je moet een patiënt een beetje bescher- men, het is de zorg van de tand- arts om iemand te blijven volgen en in te grijpen indien nodig. U werkte mee aan de Neder­ landse vertaling van het boek Tandletsel. Daarin wordt de nadruk gelegd op minimaal invasief behandelen. Moet dat altijd het credo zijn? Hoe minder je hoeft te doen qua behandeling, hoe beter. Daar richt iedereen zich tegenwoordig op. Daarom is het volgen van pa- tiënten zo belangrijk: hoe eerder je erbij bent, hoe minder ingrij- pend je behandeling hoeft te zijn. Helaas zal het niet altijd lukken dat de patiënt blijft terugkomen. Vandaar dat in de Praktijkricht- lijn Tandletsel toch wat rigou- reuze voorschriften staan. Zo is bij een duidelijke luxatie van een tand met een volgroeide wortel het advies om een wortelkanaal- behandeling uit te voeren. Als je zo’n patiënt heel nauwkeurig kunt volgen, is dat misschien niet nodig, maar anders kan er buiten je zicht mogelijk wortelresorp- tie optreden en gaat het element alsnog verloren. Dan zeg ik: beter een wortelkanaalbehandeling te veel, dan dat een patiënt er in de controle tussendoor glipt. Na vallen is sporten een andere grote veroorzaker van tandletsel. Bij welke sporten is het risico op tandletsel het hoogst? Hockey is een berucht voorbeeld, maar denk ook aan squash, ijs- hockey of boksen. Als er bij voet- bal een corner wordt genomen, zie ik soms dingen gebeuren in het strafschopgebied waarbij ik denk: als dat maar goed gaat. Er zijn flink wat sporten waarbij je risico loopt je tanden te bescha- digen, terwijl voor zover ik weet alleen bij lacrosse een mondbe- schermer verplicht is. In de hockeywereld laaide de discussie over verplichte mondbeschermers recent weer op, nadat international Seve van Ass een stick van een tegenstander tegen zijn mond kreeg en zeven tanden verloor... En hij brak ook nog eens zijn kaak! Op de beelden zie je de tan- den gewoon uit zijn mond vlie- gen. Het is natuurlijk speculeren, maar had Van Ass een mondbe- schermer in gehad, dan was de schade waarschijnlijk veel min- der geweest. Ik heb meer dan ge- noeg hockeyongelukken gezien waarbij de tanden van hoektand tot hoektand uit de kaak lagen. Met een mondbeschermer was er misschien slechts een enkele tand afgebroken. Veel mensen, vooral tandartsen, vinden het daarom vreemd dat het bij hockey verplicht is om scheenbescher- mers te dragen, maar niet om je gebit te beschermen. Em. prof. dr. Paul Wesselink. Een mondbeschermer helpt altijd om tandletsel te verminderen Tandletsel in de praktijk: een dentaal slagveld bij een jongen van 14 na een val van de fiets. Voor, tijdens en na behandeling. (bron: Tandletsel. Diagnose en behandeling in de algemene praktijk)