Please activate JavaScript!
Please install Adobe Flash Player, click here for download

Dental Tribune Netherlands Edition

8 Excerpt dental tribune - netherlands edition juli 2013 Het gezicht – Atlas van de klinische Afb. 4.4 De mondholte wordt aan de zijkant omgeven door de m. buccinator, die naar ventraal overgaat in de m. orbicularis oris. Aan de zijkant van de neus waai­ eren verschillende spieren uit die de bovenlip, afhankelijk van de hoek waarin ze zijn aangehecht, in verschillende richtingen kun­ nen optillen. Ze komen vanaf de jukboog en lopen dan schuin over het gezicht. De m. risorius en het platysma verlopen hori­ zontaal. Ook naar de onderlip lo­ pen spiergroepen die hem in elke richting kunnen trekken. Dank­ zij de straalsgewijze ligging van de spieren kan de mond zich op heel veel verschillende manieren bewegen. De kruising van spieren bij de mondhoeken wordt modio­ lus genoemd. Fibreus bindweef­ sel houdt de betrokken spierve­ zels hier bijeen. Afb. 4.27 Ieder gebitselement is met behulp van de anatomi­ sche structuren, die samen pa­ rodontium worden genoemd, ver­ ankerd in het bot en steekt met zijn kroon boven het tandvlees uit in de mondholte. Het aan­ hechtingsepitheel van de gingiva zorgt ervoor dat de spleet tussen gebitselement en bot afgedicht is. De tandpulpa bestaat uit een geleiachtige grondsubstantie met een vlechtwerk van collagene ve­ zels. Dit vormt het geraamte voor een goed gestructureerde vaatze­ nuwstreng, die hier door het fo­ ramen apicale en verschillende accessorische kanalen naar bin­ nen treedt. De binnenzijde van de pulpaholte is bedekt met odonto­ blasten, die gedurende het hele leven dentine kunnen vormen, waardoor de pulpaholte continu kleiner wordt. Tussen de vaat­ Hieronder vindt u enkele pagina’s uit het recent verschenen boek Het gezicht. Atlas van de klinische anatomie (Prelum Uitgevers, 2013; ISBN 978 90 8562 121 8). Auteurs: Ralf J. Radlanski, Karl H. Wesker. Nederlandse redactie: Jan Harm Koolstra, Geerling E.J. Langenbach. Gepubliceerd met toestemming van Prelum Uitgevers. Afb. 4.4 Spieren in het gebied rondom de mond. Op de rechterhelft van het gezicht zijn diepere lagen en aanhechtingsplaatsen blootgelegd. Afb. 4.27 Sagittale doorsnede van de linker centrale onderincisief en zijn omgeving. zenuwstreng van de pulpa en die van de periodontale spleet is bij het ontstaan van de kiem en vóór de vorming van de wor­ tel een nauwe samenhang. Bij de vorming van de wortels blijven er verschillende vaat­zenuwver­ bindingen bestaan waaromheen het dentine kanalen openhoudt. Deze accessorische kanalen lo­ pen door het worteldentine en blijven gedurende het hele leven open. Hierdoor kunnen ontste­ kingen uit de pulpa zich uitbrei­ den naar de periodontale spleet en omgekeerd. Het parodontium wordt door drie arteriën van bloed voorzien: ten eerste door de a. dentalis, die voor ieder gebitselement afzon­ derlijk ontspringt aan de a. alve­ olaris inferior of a. alveolaris su­ perior. Zij geeft namelijk voordat zij de pulpa binnentreedt, takken af naar de periodontale spleet. Ten tweede verenigen zich vaten die uit de spongiosa van de pro­ cessus en pars alveolaris komen, met de aa. periodontales longi­ tudinales en ten derde lopen er supraperiostale vaten tot aan de gingiva, van waaruit ze zich ver­ enigen met de bloedvaten in de periodontale spleet.