Please activate JavaScript!
Please install Adobe Flash Player, click here for download

Dental Tribune Netherlands Edition

4 Interview dental tribune - netherlands edition juli 2013 TEkST EN foTo’S: BEN ADRIAANSE Er moet meer aan preventie wor­ den gedaan, klinkt het steeds vaker. Dat is makkelijk gezegd, maar wat nu precies (effectieve) preventie is, of hoe deze meer in de mondzorg­ praktijk kan doordringen, daarvoor is veel minder aandacht. James J.W. Huddleston Slater sr. en em. prof. dr. Wim van Palenstein Helder­ man vinden dat het anders moet. Al jaren houden de twee nestors vurige pleidooien voor een betere cariëspreventie. In een uitgebreid interview met Dental Tribune vertellen zij wat er moet gebeuren in de Nederlandse mondzorg, en hoe de focus op reparatie plaats kan maken voor een preventief en daar­ mee kosteneffectief beleid. “Effec­ tieve preventie vergt een individu­ ele aanpak.” U heeft het er regelmatig over dat de mondzorg “onbetaal­ baar en ontoegankelijk” dreigt te worden. Moeten we ons echt zorgen gaan maken? James Huddleston Slater (JHS): We hebben momenteel te ma­ ken met een dubbele vergrij­ zing. Mensen worden ouder, en meer mensen worden oud. Steeds meer van deze ouderen houden hun eigen gebit, met alle beno­ digde reparaties van dien. Daar­ naast worden patiënten, maar ook zorgverleners veeleisender: de technische mogelijkheden ne­ men toe en behandelingen wor­ den steeds complexer. Daardoor stijgen de te vergoeden kosten van mondzorg enorm. Wim van Palenstein Helderman (WPH): Onderschat de opkomst van welvaartsziekten niet. In de mondzorg is dat erosie door fris­ drank en zoetigheid, bij kinderen maar ook bij ouderen. De zorg­ budgetten nemen de laatste jaren alsmaar toe, er is geen sprake van stabilisatie. Daar moet dringend een stop op gezet worden. Maar om dan van ‘onbetaal­ baar’ en ‘ontoegankelijk’ te spreken, is dat niet over­ trokken? JHS: Dat hangt van het welvaarts­ niveau af en wat je als zorgcon­ sument aan je gebit wilt beste­ den. Als we zo doorgaan, zullen de kosten per inwoner aanzien­ lijk zijn. Het probleem zit dan bij mensen onder de streep die ook een goed gebit willen. Voor hen dreigt mondzorg te duur te wor­ den. WPH: De minister heeft van­ wege de noodzaak tot bezuinigen aan de mondzorg gevraagd hoe we de kosten kunnen terugdrin­ gen. Als de professie daar niet in slaagt, snijden we in eigen vlees, want dan zal de overheid zelf de kaasschaaf ter hand nemen. Mis­ schien gaan de tarieven dan om­ laag, of verdwijnt er nog meer uit het basispakket. De hele gezond­ heidszorg zal zich op termijn moeten afvragen of een kostbare ingreep voldoende oplevert, met het oog op de resultaten ervan en de levensverwachting van de pa­ tiënt. Het is van groot belang dat we het (mond)zorgbudget neutraal houden, juist in het belang van zorgverleners. De sleutel hier­ toe ligt bij een betere preventie, al vanaf jonge leeftijd. Er is een omslag in het denken nodig, bij tandartsen en in de opleidingen. Minder nadruk op de restauratie­ cyclus, ten gunste van het voor­ kómen van cariës. Alleen van cariës? JHS: Recent heb ik met verzeke­ ringsgegevens aangetoond dat ruim 60% van de 2,7 miljard aan totale jaarlijkse kosten van de mondzorg wordt besteed aan het behandelen van cariës. Als we het budget willen remmen, moeten we daar beginnen. Minister Klink erkende destijds al dat cariës een ‘vermijdbare ziekte’ is. Het is toch van de zotte dat we een ver­ mijdbare ziekte blijven repareren, zonder afdoende stappen te zet­ ten om die te vermijden. Een uni­ verseel verschijnsel, overigens. Nederland heeft een van de best functionerende mond­ zorgsystemen ter wereld. Is het niet paradoxaal dat het juist in Nederland anders moet? JHS: Een goed functionerend mondzorgsysteem betekent dat iedereen recht heeft op hoog­ waardige mondzorg. Adel ver­ plicht: we hebben nu eenmaal een verzekeringssysteem en kun­ nen daarvan profiteren. Daar­ naast laat welvaart de zorgvraag evenredig toenemen. Door tele­ visieprogramma’s als Make me beautiful, die we weleens gek­ scherend ‘Bleek me beautiful’ noemen, staan de patiënten in rijen op de stoep die allemaal zo’n stralend gebit willen. Juist een mondzorg die zo ver gevor­ derd is in curatie en overbehan­ deling en waar preventie nog zo in de kinderschoenen staat, dáár lopen de budgetten uit de hand. In ontwikkelingslanden is veel minder geld, maar zijn de proble­ men eigenlijk hetzelfde. Een goed preventief beleid kan zowel daar als hier de kosten van mondzorg beheersbaar houden. Het woord preventie is een paar keer gevallen. Het lijkt in veel recente artikelen een containerterm: we moeten aan preventie doen, en dat is het. Waar staat preventie nu eigenlijk voor? WPH: De overkoepelende ge­ dachte achter preventie zou moe­ ten zijn dat we de patiënt betrek­ ken bij de zorg voor zijn eigen gebit. Gebitsverzorging kun je niet doen in de twee kwartiertjes per jaar dat je een patiënt ziet. Nee, dat moet die patiënt zelf doen. Je kunt als tandarts kinde­ ren wel met fluoride behandelen, maar als ze goed poetsen, krijgen ze elke dag een fluoridenapplica­ tie. Samenwerken om tot goede zelfzorg te komen, daar zou pre­ ventie voor moeten staan. Een groot verschil met het verleden, toen ‘preventie’ nog weinig effect had. Je moet beter poetsen, zei men toen, en klaar. Wat onderscheidt effectieve van ineffectieve preventie? JHS: De kern zit in een individu­ ele benadering. Zeggen dat er pla­ que zit en je beter moet poetsen is niet voldoende. Daarvan weten we dat het niet werkt. Preventie moet geen algemeen verhaal zijn, maar gerichte voorlichting, afgestemd op de patiënt die je in de stoel hebt. Pas dan voelt die zich écht aangesproken en kun je voor ge­ dragsverandering zorgen. Al blijft dat een lastig en geleidelijk proces. Het zou al veel opleveren als je het met een patiënt over het cariësrisico hebt. Je kunt daarbij kijken naar de hoeveelheid pla­ que, maar dat is een moment­ opname. Het is veel zinniger als je naar het glazuur kijkt. Als je de plaque weghaalt, kun je de verschillende stadia van aantas­ ting monitoren en de patiënt la­ ten zien waar gaatjes dreigen te ontstaan. Hij weet dan ook aan welke plekken hij extra aandacht moet besteden. WPH: Het is voor een patiënt een eyeopener als hij hoort dat bij hem een cariësproces gaan­ de is dat omkeerbaar is. Voor de patiënt die altijd dacht dat cariës iets is wat je nu eenmaal over­ komt en wat de tandarts voor je repareert, is dat een nieuw ver­ haal. De patiënt heeft zelf de sleu­ tel in handen om cariës te voorko­ men, de mondzorgverlener is niet meer dan de aanjager. Als je als tandarts nu eens zegt: “dit zijn de risicoplekken, ga twee maan­ den goed poetsen en dan kan ik aan het glazuur zien of je het goed hebt gedaan.” Dat motiveert enorm, en is voor de patiënt leuk, want hij voelt zich betrokken bij de behandeling. De belangrijkste kwaliteit van zorg is dat de pati­ ent gedrag gaat vertonen waar­ mee hij zijn eigen ziekten kan sta­ biliseren of voorkomen. Een algemene en vrijblijvende toon typeert ineffectieve preventie. Hoe kunnen we ineffectieve voorlichting nog meer herkennen? WPH: Sommige ‘voorlichting’ heeft voornamelijk een commer­ cieel doel. Fabrikanten schrijven voor dat je hun tandenborstels elke drie maanden moet vervan­ gen. Dat is op niets gebaseerd. Ik heb er onderzoek naar gedaan en geconcludeerd dat bij borstels van 14 maanden oud de poets­ resultaten bijna net zo goed wa­ ren. Zijn die paar procent de re­ den om voortdurend die borstel te vervangen? Belangrijker is om niet te hard te duwen bij het poetsen, maar dat advies hoor je minder vaak. Goede voorlichting is gericht op de mondgezondheid van de patiënt en wetenschappe­ lijk onderbouwd. De pleidooien voor indivi­ duele preventie zijn veel tandartsen welbekend. Waarom wordt in tandarts­ praktijken toch nog vaak het algemene verhaal verteld? WPH: Deze benadering komt nu meer, maar nog steeds te weinig in de opleidingen aan de orde. Je moet studenten aanleren hoe te kijken naar een initiële laesie: is deze actief of inactief en hoe ga je daar met de patiënt mee om? Veel tandartsen zien het wel, maar constateren dat er geen caviteit is ontstaan en zeggen of doen daar­ om niets. > lees verder op pagina 6 James J.W. Huddleston Slater sr. voerde meer dan veertig jaar een sterk preventief georiënteerde praktijk in Utrecht. Hij bekleed- de diverse functies bij de NMT en was voorzitter van de stichting Dental Health International Nederland (DHIN). Momenteel is hij adviserend tandarts bij zorgverzekeraar VGZ. Prof. dr. Wim Van Palenstein Helderman is emeritus hoogle- raar Oral Health Development aan de RU Nijmegen. Hij was advi- seur van de World Oral Health Organization en vice-voorzitter van het World Dental Health Promotion committee van de FDI. Daar- naast was hij jarenlang redacteur van het Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde en bestuurslid van DHIN. James Huddleston Slater sr. (links) en em. prof. dr. Wim van Palenstein Helderman. “Mondzorg onbetaalbaar zonder preventie” Interview met James Huddleston Slater sr. en em. prof. dr. Wim van Palenstein Helderman Je moet de dialoog durven en willen aangaan