Please activate JavaScript!
Please install Adobe Flash Player, click here for download

Dental Tribune Netherlands Edition

17Reportagedental tribune - netherlands editionjuni 2013 heden uit te voeren.” In die geval- len is de mondhygiënist allesbe- halve ongelukkig met een beperkt takenpakket. Frustratie Dat de competentiestrijd in de praktijk desondanks gevoeld wordt, komt uit het proefschrift van Jerkovic duidelijk naar voren. Al zou je verwachten dat mond- hygiënisten door hun toenemen- de aantal taken en verantwoor- delijkheden steeds meer plezier in hun werk hebben, Jerkovic sig- naleerde juist het tegenoverge- stelde. Mondhygiënisten ervaren tegenwoordig veel druk en, hoe paradoxaal ook, een gebrek aan autonomie. “Het is frustrerend als je in de opleiding mondzorgkunde een bepaalde rol aangeleerd krijgt, maar in de praktijk in een andere rol wordt gedwongen,” verklaart Jerkovic. “Het gaat dan vooral over de ‘nieuwe’ behandelopties van de mondhygiënist, zoals het behandelen van primaire cariës. Als je meer verantwoordelijk- heden en autonomie verwacht, is het des te teleurstellender als de tandarts je weinig ruimte geeft.” Jongbloed las deze resulta- ten destijds met enige verbazing. “Het onderzoek van Jerkovic was ietwat beperkt doordat zij zich richtte op jonge, net afgestudeer- de mondhygiënisten, die hun po- sitie nog moeilijk waar kunnen maken. Toch is dit een les voor de opleidingen mondzorgkunde: zet zelfstandige mensen in het beroepsveld, want ze krijgen met veel weerstand te maken. Je moet als mondhygiënist nog meer dan vroeger voor je plaats vechten, juist omdat die prominenter is geworden.” Tegenover deze frustraties staat overigens dat Nederlandse mond- hygiënisten (NVM-leden) extreem hoog scoren op de bevlogen- heidsschaal, hoger dan de norm- groepen (andere professionals) én hoger dan Nederlandse tand- artsen (cf. Te Brake et al., 2007). Dat blijkt uit onderzoek van Buunk-Werkhoven et al., waar- van de samenvatting na het FDI 2013-congres wordt gepubliceerd in International Dental Journal. Patiënt Tot nu toe zijn de houding en de belangen van de verschillende beroepsgroepen aan de orde ge- weest. De vraag blijft welke con- structie de kwaliteit van de mond- zorg het beste waarborgt. Waarbij is de patiënt nu gebaat? Zit deze te wachten op een verregaande taakverdeling tussen mondzorg- verleners, als deze tot gevolg heeft dat men steeds bij een andere be- handelaar in de stoel zit? Uit het rapport van het Capa- citeitsorgaan (2012) blijkt dat de meeste patiënten een voorkeur hebben voor hun eigen tandarts als behandelaar, maar dat die voorkeur bij consumenten met ervaring met de mondhygiënist minder uitgesproken is dan bij de groep zonder ervaring. Dit geldt in het bijzonder voor eenvoudige tandheelkundige behandelingen en periodieke controles: juist de behandelingen die in de taak- herschikking ter discussie staan. “De patiënt is de grote winnaar van de beoogde taakherschik- king,” benadrukt Jongbloed. “Na- tuurlijk is er een vertrouwensre- latie tussen arts en patiënt, maar de patiënt zal goed begrijpen dat sommige behandelingen gedele- geerd worden. Je krijgt je griep- prik immers ook niet van de huisarts zelf. Het is een kwestie van wennen.” Zou het voor het behandel- resultaat alsnog het beste zijn als de tandarts zo veel mogelijk zelf doet? Jongbloed vindt stellig van niet. “Mondhygiënisten heb- ben in het algemeen meer kennis over preventieve mondzorg dan tandartsen. En dat niet alleen, zij zijn ook beter in staat om voor gedragsverandering te zorgen. De mondhygiënist heeft daar de communicatieve vaardigheden en interesses voor. Tandartsen rich- ten zich meer op de technische kant, het repareren. De sociale kant, het zorgen voor gedrags- verandering en het bevorderen van eigen verantwoordelijkheid bij de patiënt, dat is de sterke kant van de mondhygiënist,” al- dus de NVM-voorzitter. Jerkovic sluit zich hierbij aan. “Gedragsverandering is een vak apart. Het preventieve gedrag van een patiënt blijvend verande- ren doe je niet in een halfuurtje. De mondhygiënist is daarin uit- gebreider opgeleid. In de praktijk zie je dat tandartsen preventie vaak heel moeilijk vinden.” Mede daarom vindt Jerkovic het een goede zaak dat in steeds meer praktijken de patiënt om en om de tandarts en de mondhygiënist bezoekt. Van Drie juicht het toe dat de mondhygiënist de tandarts on- dersteunt, maar zet er vraagte- kens bij dat de tandarts bepaal- de vaardigheden minder goed beheerst. “Het verschilt per per- soon hoe je iets van de opleiding en in de praktijk oppakt, maar aangezien ze er beide iets over le- ren, zou het niet zo moeten zijn dat de mondhygiënist bepaalde zaken beter kan,” aldus de vice- voorzitter van de NMT. Zij wijst erop dat het beeld van de com- municatief sterke mondhygiënist er misschien mee te maken heeft dat een mondhygiënist vaker een vrouw is. Maar op dat punt ver- vaagt het onderscheid: steeds meer vrouwen zijn tandarts, en de opleiding mondzorgkunde telt ook veel mannelijke studenten. “Als de tandarts alleen op tech- niek gericht zou zijn en de mond- hygiënist op de preventieve, so- ciale kant, zou dat juist pleiten voor de traditionele taakverdeling waarbij de tandarts het gehele curatieve deel blijft behandelen,” merkt Van Drie op. Jeugd Het is uiteindelijk de patiënt zelf die bepaalt of hij een bezoek brengt aan de mondhygiënist of niet, benadrukt Jongbloed. Zij vindt het jammer dat patiënten vaak te laat bij de mondhygië- nist terechtkomen, als het cura- tieve stadium van bijvoorbeeld parodontitis al is aangebroken. De preventie, het terrein van de mondhygiënist, is dan al mis- lukt. Daarom begint de taak van de mondhygiënist eerder, veel eerder zelfs. “Iedereen zou bij de mondhygiënist moeten komen, te beginnen met de jeugd,” stelt Jongbloed. Diverse onderzoeken geven immers aan dat het niet goed gesteld is met jonge gebit- ten, vooral in de lagere sociale milieus. “Daar is het meeste te winnen. Want ook voor het gebit geldt dat een goede basis zich la- ter terugbetaalt.” “Cariës, parodontitis en gin- givitis zijn de belangrijkste mondaandoeningen,” gaat Jong- bloed verder. “Ze zijn eenvoudig te voorkomen, maar komen toch ontzettend veel voor. Je kunt niet volstaan met een keertje zeggen dat de patiënt moet poetsen en een foldertje uitdelen. Je moet de patiënt leren poetsen, het belang van een gezonde mond bena- drukken, ook in relatie tot diens algemene gezondheid, en erop toezien dat het gedrag verandert.” Alles onder één dak Bij de onderhandelingen en eva- luaties rond de taakherschik- king komen de diverse belangen- groepen elkaar regelmatig tegen. Aan de ene kant is er de overheid, aan de andere kant beroepsver- enigingen als de NMT, ANT en NVM. De standpunten lopen regelmatig uiteen. “De overheid heeft zich al lan- ge tijd en door diverse kabinet- ten heen hard gemaakt voor een groeiende rol van de mond- hygiënist, zeker vergeleken met de rest van Europa,” constateert Jongbloed. “Daar is de NVM dankbaar in meegegaan. Minis- ter Schippers zet al jaren in op taakherschikking, op alle fron- ten en voor de hele gezondheids- zorg.” Van Drie zet deze overheids- visie in perspectief, door te be- nadrukken dat deze pas te ver- wezenlijken is als er meer mondhygiënisten komen. “Tot die tijd zullen tandartsen het leeuwendeel van de mondzorg voor hun rekening nemen, ook al zouden ze graag meer met mond- hygiënisten samenwerken. Zeker in dorpen buiten de Randstad is er vaak geen sprake van dat een mondhygiënist zich bij een tand- artspraktijk kan aansluiten.” Behalve de ‘regierol’ en de standpunten over de preventie- assistent zijn ook de pleidooi- en van de NMT voor ‘alles onder één dak’ een verschil van mening met de NVM. “Het is natuurlijk wel zo makkelijk om dichtbij el- kaar te zitten, maar als je de dos- siers goed bijhoudt maakt het eigenlijk weinig uit,” relativeert Jongbloed. Van Drie ziet echter allerlei voordelen. “De mondhy- giënist heeft geen overzicht over het hele veld en het dossier kan maar op één plaats liggen: bij de tandarts. Dus je zult nauw met de tandarts in contact moeten blij- ven en hoe korter de lijnen dan zijn, hoe beter. Bovendien, als er geboord wordt en de cariës blijkt dieper te zijn, dan is het fijn als er een tandarts in de buurt is om de patiënt verder te behandelen. En stel als een mondhygiënist anesthesie geeft en er treedt een complicatie op, wat dan? Zij heeft geen receptbevoegdheid, de tand- arts wel.” Toekomst De komende jaren zal het team- concept in de mondzorg centraal staan, denkt Van Drie. “Het vor- men van een goed behandelteam onder één dak, waarbij ieder kan doen wat past bij zijn eigen oplei- ding, bevoegdheid en bekwaam- Samenwerken houdt je scherp en is hartstikke leuk heid.” Samenwerken zal daarbij het sleutelwoord zijn, niet alleen met andere mondzorgverleners, maar met het oog op de vergrij- zing ook met bijvoorbeeld mede- werkers in de thuiszorg. Dat een oudere generatie tandartsen af- scheid neemt en wordt vervan- gen door een nieuwe lichting die meer gewend is aan mondzorg in teamverband, zal de ontwik- kelingen alleen maar versterken. Van Drie: “In zo’n team is de pa- tiënt het beste af. Samenwer- ken houdt je scherp en is boven- dien hartstikke leuk, wat voor de patiënt merkbaar is.” Ook Jerkovic heeft hoge ver- wachtingen van de bereidheid tot het verdelen van taken door de nieuwe generatie tandartsen. Bovendien zal de bekendheid met het fenomeen mondhygië- nist toenemen bij tandartsen én patiënten en zal men ook gewend raken aan de nieuwe bekwaam- heden van deze behandelaar. Jongbloed hoopt van harte dat er meer mondhygiënisten op- geleid zullen worden, zodat de toekomstvisies op de inzet van de mondhygiënist in de mond- zorg dichterbij komen. Zo kun- nen tandartsen ontlast worden en zich meer op de ‘hogere tand- heelkunde’ richten. Daarnaast hoopt zij dat de mondzorg voor de jeugd in de basisverzekering zal worden ondergebracht bij de mondhygiënist, al ziet Jongbloed in dat dit mondhygiënisten veel extra werk zal bezorgen. Verder verwacht zij dat de komende ja- ren de opdracht voor voorbehou- den handelingen geschrapt zal worden, zodat de mondhygiënist een geheel zelfstandige beroeps- beoefenaar wordt. Maar gezien de nadruk van de NMT op de re- gierol van de tandarts is het laat- ste woord daarover nog lang niet gesproken. ■ www.lactona.nl NIEUW! Lactona AftenCarePlus Lactona is al 40 jaar de specialist in mondverzorging. Diepgaande kennis heeft geleid tot de ontwikkeling van een geavanceerd middel tegen de behandeling van aften en andere wondjes in de mond. Doelgroep Volwassenen en kinderen vanaf 6 jaar Gebruik Volwassenen: 3-10 toepassingen per dag tot de symptomen verdwenen zijn. Kinderen 6-12 jaar: 3 toepassingen per dag tot de symptomen verdwenen zijn. Inhoud: 15 ml Artikelnr.: 40146430 dr. Katarina Jerkovic (hoofddocent opleiding mondzorgkunde, Hogeschool Utrecht): Betrek de mondhygiënist waar mogelijk, en de tandarts waar nodig