Please activate JavaScript!
Please install Adobe Flash Player, click here for download

Dental Tribune Netherlands Edition

4 Interview dental tribune - netherlands edition mei 2013 TEKST: LAURA VAN DEE De televisiekijker wordt anno 2013 overstelpt door dentale makeovers, maar voor prof. dr. Joost Roeters blijft de wens van de patiënt cen- traal staan. “Zodra de patiënt te- vreden is, moet een cosmetische behandeling niet meer worden voortgezet,” aldus de hoogleraar, die vanuit zijn kantoor hoog in het ACTA-gebouw een schitterend uit- zicht over Amsterdam heeft. Roe- ters is hoogleraar Adhesieve Tand- heelkunde en sectiehoofd Algemene Tandheelkunde aan ACTA. Daar- naast is hij tot september van dit jaar ook universitair hoofddocent Adhesieve tandheelkunde aan de RU Nijmegen. Roeters is gespecia- liseerd in directe composietrestau- raties en is eerste auteur van het Handboek voor esthetische tand­ heelkunde. Dental Tribune sprak met hem over de stand van zaken van de cosmetische tandheelkunde in Nederland. Laten we met de definitie van start gaan. Waarvan spreekt u liever: esthetische of cosmetische tandheelkunde? Esthetiek wil zeggen: ‘volgens de schoonheidsleer’. Ik ben zelf voorstander van het begrip ‘cos­ metische tandheelkunde’, dat ik definieer als ‘de kunst om de schoonheid van het lichaam te behouden of vergroten’. Onder cosmetische tandheelkunde valt natuurlijk mijn vakgebied adhe­ sieve tandheelkunde, maar ook orthodontie, tandenbleken en restauratieve oplossingen. Het begrip is aan inflatie onderhe­ vig: vroeger werden bijvoorbeeld ook conventionele, niet­adhesief bevestigde kronen als cosmeti­ sche tandheelkunde bestempeld. Inmiddels wordt bij cosmeti­ sche tandheelkunde in de eerste plaats gedacht aan weefselbespa­ rende adhesief bevestigde restau­ raties. Welke vernieuwingen spelen zich af in de cosmetische tandheelkunde? Er is al een tijd weinig ontwik­ keling in de cosmetische tand­ heelkunde. Wat we nu kunnen, deden we 25 jaar gelden ook al. Het is belangrijk om tandweef­ sel goed na te bootsen. Enige tijd is gedacht dat aan vulmateriaal de eigenschappen van dentine en glazuur gegeven kon worden, maar we weten nu dat in ieder geval de nabootsing van glazuur niet werkt. Een dikke laag tand­ glazuur is translucent en wit. Als translucent porselein en com­ posiet in een dikke laag worden aangebracht, zie je minder van de ondergrond en worden ze grijs in plaats van wit. Dat vinden patiën­ ten niet mooi. Wel nieuw is dat cosmetische handelingen, zoals tandenble­ ken, zich op veel grotere schaal afspelen dan vroeger. 25 jaar ge­ leden was de techniek complexer. Er werd alleen bij ernstige ver­ kleuringen, zoals ten gevolge van tetracycline, gebleekt. Tegen­ woordig zijn er patiënten die een volstrekt normale tandkleur ge­ corrigeerd willen zien. Patiënten zijn kritischer en veeleisender en willen allemaal net zo’n mooi ge­ bit als hun buurman. Wordt er in de opleiding tot tandarts voldoende aandacht besteed aan esthetiek? Het zou meer kunnen zijn. Ik heb dan ook wat initiatieven bedacht om het onderwijs over cosme­ tische tandheelkunde bij ACTA uit te breiden. In Nijmegen wordt daar traditioneel meer onderwijs over gegeven. Het lijkt me nuttig als studenten bij ACTA een aan­ tal technieken, zoals een com­ posietfacing, meer kunnen oefe­ nen. Nu gebeurt dat alleen in het keuzeonderwijs. Ik vind dat elke student bepaalde technieken een keer uitgevoerd moet hebben. Ze zijn niet makkelijk, maar wel erg leuk om te doen en je leert er veel van. Vaak wordt benadrukt dat een mooi gebit niet hetzelfde is als een gezond gebit. Vindt u dat Nederlandse tandartsen meer of minder puur cosmetische behandel­ verzoeken moeten honoreren dan ze momenteel doen? Ik ken praktijken waar mond­ zorgprofessionals hun patiënten als eerste behandeling aanraden om hun gebit te bleken. Waarom ze dat doen? Laat ik daar maar niet op ingaan. Ik ben er niet voor. Ik ben ook geen voorstander van bleken in één behandeling, omdat uit onderzoek blijkt dat het niet de beste techniek is. Als je het doet, kies dan de weg van de geleidelijkheid. Laat de patiënt zelf thuis actief participeren in de behandeling door met een lepel­ tje te bleken. Het zou mooi zijn als een tand­ arts­algemeen­practicus diver­ se cosmetische ingrepen onder de knie heeft. Maar nu de tand­ heelkunde tegenwoordig talloze differentiaties kent, is het niet meer mogelijk al die bijzondere verrichtingen 100% te beheer­ sen. Ik zie daar overigens wel een probleem ontstaan: wie houdt het overzicht met zo veel diffe­ rentiaties? Een tandarts zou in elk geval een goede hoekopbouw moeten kunnen maken en een standaard composietfacing en de indicatie voor bleken moeten kennen. Als hij bepaalde cosme­ tische handelingen niet kan uit­ voeren, kan hij de patiënt door­ verwijzen naar collega’s. De laatste tijd staan de media vol van bezuinigingen op zorguitgaven. Patiënten zien af van dure en niet direct noodzakelijke behandelingen. Kunnen we zeggen dat de nadruk op de cosmetische kant even ‘uit’ is? Het valt inderdaad te verwach­ ten dat mensen minder cosmeti­ sche behandelingen laten uitvoe­ ren. Het tandartsbezoek loopt in zijn totaliteit terug, dus dat zal bij duurdere, cosmetische behande­ lingen zeker het geval zijn. Ik heb daar echter geen bewijs voor. Maar ook bij reguliere, ‘een­ voudige’ behandelingen komt es­ thetiek kijken. De meeste mond­ zorgprofessionals zullen het een uitdaging vinden een zo mooi mogelijk resultaat te bereiken. En een patiënt is erbij gebaat met een techniek behandeld te wor­ den waarbij de esthetiek zo goed mogelijk wordt bediend zonder dat er gezond tandweefsel wordt geofferd. Esthetiek is een erg leu­ ke kant van de tandheelkunde, omdat je met weinig invasieve ingrepen iemand ontzettend blij kunt maken. Soms hebben patiënten zelf een gerichte voorkeur voor por­ selein of composiet bij een res­ tauratie. Als je echter kijkt naar de tevredenheid achteraf, blijkt er, mits de behandeling netjes is uitgevoerd, geen verschil te zijn in de geregistreerde verbetering. Als de patiënt geen voorkeur heeft, heeft de tandarts dat vaak wel. Opmerkelijk is dat tandart­ sen, hoewel ze vaak aangeven een bepaald materiaal het mooist te vinden, op foto’s niet kunnen zien of een restauratie van porse­ lein of composiet is. Waarschijn­ lijk spelen toch ook andere facto­ ren een rol bij de keuze voor een materiaal. In tandartspraktijken mag sinds kort alleen nog gebleekt worden met bleekmiddelen van maximaal 6% waterstof­ peroxide. Hoe kijkt u daar tegenaan? Ik heb absoluut geen probleem met die restrictie. Uit de litera­ tuur is gebleken dat bleken met 10% carbamideperoxide ofwel 3,5% waterstofperoxide de gou­ den standaard is. Hogere concentraties, tot wel 35% waterstofperoxide, werden alleen toegepast bij ‘in­office ble­ aching’ waarbij in een half uur tot een uur gebleekt wordt. Dat levert een snel, maar wel minder duur­ zaam resultaat op. Bij deze bleek­ methode moeten de slijmvliezen goed beschermd worden om be­ schadiging te voorkomen. Uiteindelijk gaan mensen, door het kortdurende resultaat, vaak alsnog thuis met een bleekset aan de slag. Ik vind dat elke tand­ arts in staat moet zijn tanden te bleken en patiënten over deze behandeling te informeren. Als mensen roken of veel rode wijn en thee drinken, moeten ze daar terughoudend in zijn tijdens de bleekbehandeling, omdat het ef­ fect anders minder duurzaam zal zijn. Te zijner tijd echter zal bij alle bleekbehandelingen, ook bij de geleidelijke, het gebit zijn ei­ gen kleur weer terugkrijgen. Tandartsen zien zich gecon­ fronteerd met de 6%­norm, maar vrijgevestigde mond­ hygiënisten mogen tegen­ woordig helemaal geen bleekbehandelingen meer uitvoeren, ook al hebben sommigen van hen hierin geïnvesteerd. Vindt u deze wetswijziging een goede zaak? Dat is eigenlijk flauwekul. Mond­ hygiënisten kunnen best een bleekbehandeling begeleiden. “Patiënten zijn veeleisender geworden” Interview met prof. dr. Joost Roeters (ACTA) In Nijmegen is traditioneel meer onderwijs over cosmetische tandheelkunde Kies bij bleken voor de weg van de geleidelijkheid > lees verder op pagina 6