Please activate JavaScript!
Please install Adobe Flash Player, click here for download

Dental Tribune Netherlands Edition

4 Interview dental tribune - netherlands edition april 2013 “kinderen moeten mondzorg op maat krijgen” Interview met dr. Gert Stel, tandarts-pedodontoloog TEkST: LAURA VAN DEE FOTO’S: JOB SCHLINGEMANN In de werkkamer van dr. Gert Stel liggen kinderboeken over de tand- arts en aan de muur hangt een pos- ter van ‘Tante Rosie’, een lespak- ket over tanderosie. Het is duidelijk dat we bij een tandarts-pedodonto- loog op bezoek zijn. Stel is klinisch werkzaam bij en hoofd van de sectie Conserverende Tandheelkunde aan het Centrum voor Tandheelkunde en Mondzorgkunde van het Univer- sitair Medisch Centrum Groningen (UMCG). In deze sectie komen de vakgebieden pedodontologie, en- dodontologie, (klinische) cariologie en preventieve tandheelkunde sa- men. Hij is onder meer lid van het Adviescollege Preventie Tand- en Mondziekten van het Ivoren Kruis en coauteur van het vorig jaar ver- schenen advies Preventie Fissuur- cariës. Dental Tribune sprak met Stel over ‘het nieuwe (preventieve) denken’ en andere actuele kwesties in de kindertandheelkunde. Er is de afgelopen jaren veel discussie geweest over de kindertandheelkunde. Hoe typeert u de recente ontwikkelingen? Restauratief ingrijpen bij cariës is niet meer de norm. Toen ik in 1986 afstudeerde, werd ons ge- leerd altijd een vulling aan te brengen. Maar inmiddels ben ik 180 graden gedraaid en leer ik mijn studenten dat restauratief ingrijpen lang niet altijd dé op- lossing is. We weten nu dat de ontwikkeling van cariës soms minder snel plaatsvindt dan we dachten. Ook weten we inmid- dels hoe we dit proces kunnen beïnvloeden. Mondzorgprofessionals moe- ten bij iedere patiënt de oorzaak van cariës nagaan, zodat ze we- ten hoe deze in te toekomst voor- komen kan worden. Dat vergt ‘omdenken’ in de tandheelkunde. Cariës vraagt om behandeling, maar dat kan zowel restauratief als niet-restauratief. Veel tandartsen grijpen bij ver- kleurde fissuren in onder het mom van ‘je weet nooit wat er- onder zit’. Dat is misschien ge- baseerd op de wijze waarop zij praktijk voeren bij hun patiën- tenpopulatie, maar is niet we- tenschappelijk onderbouwd. Ook met (onderdelen uit) de Niet-Res- tauratieve Caviteitsbehandeling (NRC), de Atraumatic Restorative Treatment (ART) en Hall-kronen is cariës te benaderen. Mond- zorgprofessionals moeten ernaar streven zorg op maat te bieden. Het gaat erom problemen in de eerste plaats te voorkomen, en als ze er toch zijn, ze op te lossen. NRC, ART en de Hall-techniek worden ook genoemd in de vorig jaar verschenen Richtlijn Mond- zorg voor Jeugdigen. Regelmatig wordt beweerd dat kinderen meer cariës hebben dan vroeger. Dat is opvallend. Die beweringen zijn niet juist. Kinderen hebben niet in het al- gemeen meer cariës, maar een bepaalde, kleine, groep kinde- ren heeft significant meer cariës dan eerst. Het is belangrijk om erachter te komen welke kinde- ren dat zijn en hoe dat kan. Zijn dat misschien kinderen die niet bij de tandarts komen, omdat hun ouders ook niet gaan? Weten (sommige) ouders te weinig over mondgezondheid? Mondzorgprofessionals heb- ben zich bij cariëspreventie lang op fluoridegebruik en mondhy- giëne gericht en minder op een derde pijler: voeding. Het fre- quente fluoridegebruik van de af- gelopen decennia heeft in zekere zin te goed gewerkt; jongvolwas- senen weten niet meer waardoor (hun) cariës wordt veroorzaakt. Mondzorgprofessionals zouden de invloed van voeding op het ontstaan van cariës en tandero- sie meer moeten benadrukken. “Snoep verstandig, eet een appel” is een leus die zijn glans inmid- dels heeft verloren. Welke kinderen zijn vatbaar voor early childhood caries? Elk kind kan early childhood ca- ries (ECC) krijgen als de rand- voorwaarden ernaar zijn. De mondzorgprofessional moet dit voorkomen door adequate ad- viezen te geven over mondhygi- ene, fluoridegebruik en voeding. Een belangrijke oorzaak van ECC is onder meer het voortdu- rend drinken van zoete drank uit een zuigfles in combinatie met slecht mondzorggedrag. De tand- arts en mondhygiënist hebben de taak ouders uit te leggen dat het voortdurend de beschikking heb- ben over een gevulde zuigfles erg slecht is voor het kindergebit. Te- genwoordig hebben alle baby’s flesjes van licht plastic die ze makkelijk zelf vast kunnen hou- den. Na negen maanden moeten baby’s uit een gewone beker leren drinken. Dan doel ik niet op een antilekbeker: dat is een zuigfles in vermomming. Hoe denkt u dat kinderen met cariës beter bereikt kunnen worden? Het is belangrijk dat de ver- schillende eerstelijnsdisciplines – tandartsen, mondhygiënis- ten, huisartsen en consultatie- bureaus/jeugdartsen – meer en beter samenwerken. Ze moeten allemaal hetzelfde preventie- verhaal brengen. Kinderen zou- den voordat ze hun eerste tandje krijgen naar de tandarts moeten gaan, want op tweejarige leeftijd kan er al veel mis zijn. Consulta- tiebureau-artsen kunnen bij erg jonge kinderen de mondgezond- heid controleren en kinderen naar een mondzorgprofessional doorsturen. Het eerste gaatje kan al ont- staan bij het eerste tandje. Als de caviteit groeit en niet behandeld wordt, kan dat leiden tot steeds meer problemen. Kindertand- heelkunde heeft veel raakvlakken met bijvoorbeeld de cariologie en de endodontologie. Ik vind het erg goed dat bij het UMCG onder de sectie Conserverende tand- heelkunde de vakgebieden endo- dontologie, pedodontologie, (kli- nische) cariologie én preventieve tandheelkunde vallen. Al die ge- relateerde vakgebieden moeten een gezamenlijke boodschap uit- dragen. Sinds ik in 2010 ben be- gonnen in Groningen werken we hard om dit te realiseren binnen ons onderwijs. Ik pleit niet alleen voor samen- werking in de eerste lijn. Ook sa- menwerking met bijvoorbeeld kinderartsen is belangrijk. Bin- nen het UMCG is dit goed mo- gelijk, omdat de opleiding tand- heelkunde een afdeling van het ziekenhuis is. Een van de kern- thema’s van het ziekenhuis is Healthy Ageing en dat moet door- getrokken worden naar de oudste ouderen en de jongste jongeren. Tandartsen kunnen hun krach- ten bundelen met (kinder)artsen en zo de jeugd optimaal bereiken. Emeritus hoogleraar voedingsleer Martijn Katan van de Vrije Universiteit Amsterdam stelt dat overgewicht en cariës gezamenlijk aangepakt moeten worden. Hoe denkt u daarover? Daar ben ik het mee eens. (Kin- der)tandheelkunde scoort niet goed bij de politiek, omdat een slechte mondgezondheid van buiten meestal niet te zien is. Overgewicht en veel andere ziek- ten zijn direct zichtbaar. Geluk- kig is tegenwoordig algemeen be- kend dat tandvleesproblemen en andere problemen met de mond- gezondheid kunnen leiden tot al- gehele gezondheidsproblemen. Bovendien heeft voeding behalve op het gewicht ook veel invloed op het ontstaan van cariës. Daar- om is het belangrijk een verband te leggen tussen cariës en algehe- le gezondheid. Hoe vertaalt de focus op preventie zich naar de benadering van cariës bij kinderen? Mondzorgprofessionals moeten goede voorlichting geven aan ou- ders en kinderen over poetsen, voeding en fluoridegebruik. Bij het periodiek mondonderzoek moeten ze het gebit grondig con- troleren. Dat werkt, blijkt uit de op preventie gerichte benadering van mondzorg bij kinderen in Denemarken (in het dorpje Nexø op het eiland Bornholm). De ge- bitsgezondheid van de kinderen die meededen aan dit preventie- programma was beduidend be- ter dan die van andere Deense kinderen. De preventie bestond uit een combinatie van voorlich- ting aan ouders en kinderen, het kleuren van de tandplaque, een training in plaque verwijderen en het terugkomen voor controle van de mondhygiëne. Afhankelijk van de motivatie van de ouders en de cariësactiviteit in het (melk) gebit moesten de kinderen va- ker of minder vaak terugkomen. > lees verder op pagina 6 Restauratief ingrijpen is niet meer de norm