Please activate JavaScript!
Please install Adobe Flash Player, click here for download

Dental Tribune Netherlands Edition

6 Interview dental tribune - netherlands edition September 2012 Dental Global Innovative NTI-Kahla GmbH is a leading global manufacturer of rotating instruments for dentists and dental laboratories. We are looking for sales agents for our expansion in the Netherlands. Please contact: Michael Dontschew Area Sales Manager Tel.: +49(0)36424-573-28 email: michael.dontschew@nti.de NTI-Kahla GmbH • Rotary Dental Instruments Im Camisch 3 • 07768 Kahla/Germany • www.nti.de het spoelen met het antibacteri- ele middel chloorhexidine opge- nomen, maar dat raad ik pas aan als fluoride onvoldoende bescher- ming biedt. Het voorkomen van blootliggende wortels is de beste preventie. Als ouderen een verhoogde cari- esactiviteit vertonen, is het raad- zaam een speekselsecretietest af te nemen. Dit gebeurt nog te weinig. Door gebruik van antide- pressiva en medicijnen tegen hoge bloeddruk krijgen ouderen soms een veranderde speekselsecretie, waardoor er een hoger risico op cariës ontstaat. Als dit het geval is, kan de medicatie worden aan- gepast of kunnen we proberen de speekselproductie te stimuleren met kauwgum. Hoe kan gecontroleerd worden of de preventie- behandeling succes heeft? Scoremethoden zoals de Ek- strand- of de ICDAS-methode ge- ven aan in welk stadium een lae- sie zich bevindt. Het doel van een preventieve behandeling is zor- gen dat de scores niet verslechte- > vervolg van pagina 4 ren en indien mogelijk verbeteren. De tandarts kan met de patiënt, op basis van de cariësrisicofacto- ren, een interval afspreken voor de controleafspraken. Elke keer als de patiënt terugkomt voor on- derzoek beoordeelt de tandarts de aanwezige cariësrisicofactoren en de cariësactiviteit. In combinatie met de laesiescore en het vergelij- ken van de lichtopnamen (monito- ren) kan hij nagaan of de preventie effect heeft. Deze manier van wer- ken is motiverend voor de patiënt. Het Nexø-experiment naar pre- ventiebehandeling bij kinderen had als doel het behouden van een gezonde dentitie met zo min mo- gelijk kosten. Bij de kinderen wa- ren de eerste en tweede blijven- de molaren in doorbraakfase. De preventie bestond uit een combi- natie van voorlichting, training in plaque verwijderen en het terug- komen voor controleafspraken. Bij elke patiënt werd een risicoana- lyse gemaakt voor de individuele terugkomtermijn, gebaseerd op de coöperatie van ouder en kind, de cariësprogressie en het door- braakstadium van de molaren. Uit het experiment bleek dat de pre- ventieve behandeling ervoor zorg- de dat de gebitsgezondheid op het eiland beter werd dan in de rest van Denemarken. De kritiek was dat het experiment op een eiland plaatsvond onder een laag opge- leide bevolking met hoge saamho- righeid. Op dit moment doen we een soortgelijk experiment in Den Bosch en dat heeft tot nu toe ook tot een cariësreductie van 30% geleid. Welke rol zou de politiek kunnen spelen in het verbeteren van mondzorg- preventie? Er moet een code voor vroegdiag- nostiek komen, zodat er ook een financiële motivatie voor tandart- sen is om cariës vroegtijdig op te sporen. Daarnaast is het belangrijk dat preventie meer in de aandacht komt te staan bij het grote pu- bliek, hoewel niets zo moeilijk is als gedragsverandering. Tot in de jaren negentig nam de cariëspre- valentie geleidelijk af door fluori- degebruik, maar de laatste jaren lijkt het erop dat jongeren weer meer cariës krijgen. Mensen ge- bruiken nog steeds fluoride, maar hun frequentie van suikergebruik is hoger dan vroeger. Men denkt dat cariës beheersbaar is gewor- den door fluoride en laat daarom de teugels op andere vlakken (bij- voorbeeld voedingsgewoonten) vieren. Wie vormen de cariësrisicogroepen? 80% van de cariës in Nederland komt voor bij 20% van de bevol- king. Mensen met een lagere so- ciaaleconomische status hebben meer kans op het ontwikkelen van cariës. Zij poetsen slechter, heb- ben minder gezonde voedingsge- woonten, roken meer en gebruiken meer alcohol. Dit is niet bevorder- lijk voor het gebit. Daarnaast is deze groep moeilijker te motiveren om de mondhygiëne te verbeteren. Het is lastig om kennis en kunde aan hen over te dragen, soms van- wege een taalbarrière. Er is de laatste jaren een hevige discussie over de niet-restauratieve caviteitsbehandeling (NRC). Welke positie neemt u in ten opzichte van NRC? Ik ben een groot voorstander van NRC bij melkgebitten, indien mo- gelijk. Het is een causale therapie waarin communicatie, opvoed- kunde en angstbeperking cen- traal staan. Vroeger was de heersende gedachte dat als er bacteriën in de dentine waren gekomen, een restauratieve ingreep vereist was. Nu weten we dat het cariës- proces stopt als de plaque over de laesie verwijderd wordt. Als een kind een caviteit in het melk- gebit heeft, kan de tandarts de laesie toegankelijk maken zodat het kind of de verzorger de lae- sie goed schoon kan houden. Op die manier ontwikkelt die zich niet verder. Het mooie van NRC is dat het patiëntvriendelijk is en dat de verantwoordelijkheid voor de mondzorg bij ouder en kind blijft liggen. Hoewel NRC is opgenomen in de meest recen- te Richtlijn Mondzorg voor jeug- digen, merk ik bij lezingen vaak nog dat tandartsen er weinig van af weten en het nauwelijks toe- passen. Tegenstanders van NRC voeren aan dat de methode niet wetenschappelijk bewezen is en alleen werkt bij gemotiveerde ouders en kinderen… NRC is inderdaad niet weten- schappelijk bewezen, maar uit meerdere onderzoeken blijkt dat de methode wel degelijk werkt. Op dit moment loopt een gerandomi- seerd klinisch onderzoek dat het ‘ultieme’ bewijs moet leveren. Er is ook veel motivatie van ou- ders en kind nodig voor NRC, maar als die er niet voldoende blijkt te zijn, kan altijd later nog restauratief worden ingegrepen. Om te voorkomen dat de laesie zich te ver ontwikkelt bij weinig gemotiveerde ouders en kinderen, is het daarom belangrijk dat kind en ouder regelmatig op controle komen bij de tandarts. Met de vrije tarieven is er een aparte prestatiecode voor NRC gekomen. Zijn daardoor meer tandartsen de methode gaan toepassen? Er is zeker een drempel weggeval- len om NRC te gebruiken door het creëren van een prestatiecode. Ik verwacht dat die code ook na be- eindiging van de vrije tarieven zal blijven bestaan. De laatste jaren is ‘minimaal invasief’ in de tandheelkunde een vaak gebruikte term, een modewoord zelfs. Streven de tandartsen in Nederland dit ideaal ook daadwerkelijk na? Zeker. Nederland is na de Scandi- navische landen koploper in mi- nimaal invasieve tandheelkunde. Door de toepassing van adhesieve tandheelkunde hoeft minder ge- zond weefsel te worden opgeof- ferd. Ook passen tandartsen regel- matig minimaal invasieve tech- nieken als de Hall-techniek en de indirecte pulpaoverkapping toe. Bij beide behandelingen wordt ge- infecteerde dentine op zijn plaats gelaten. De Hall-methode, waarbij over de hele caviteit in een melk- gebit een kroon wordt geplaatst, heeft zelfs een hoger succesper- centage dan de traditionele res- tauratie. De indirecte pulpaover- kapping is in 90% van de gevallen succesvol. Toch heeft een aanzienlijk aan- tal mondzorgprofessionals moei- te met deze methoden, omdat het tegen hun gevoel indruist om ge- infecteerde dentine te laten zit- ten. Er is echter wetenschappelijk aangetoond dat als dit wordt afge- sloten, zoals bij de Hall-techniek en de indirecte pulpaoverkap- ping, het aantal vitale bacteriën drastisch vermindert en dat nog aanwezige bacteriën een slapend bestaan leiden door gebrek aan voeding. Hoe ziet u de toekomst van de cariologie? In het nieuwe denken staat vroeg- diagnostiek en preventie centraal. Ik ben eind jaren zeventig afge- studeerd en als ik in de tussentijd niets had bijgeleerd, zou ik nage- noeg volledig restauratief werken, zonder dat er veel diagnostiek aan te pas kwam. Essentieel is dat preventie niet wil zeggen dat je niets doet, maar dat het ook een vorm van behandelen is. Ik hoop dat in de toekomst alle mond- zorgprofessionals op precavitatie- niveau naar cariës kijken. ■ “ ” Fluoride is het eerste middel van keuze in de cariëspreventie “ ” Bij NRC blijft de verantwoordelijkheid bij kind en ouder