Please activate JavaScript!
Please install Adobe Flash Player, click here for download

Dental Tribune Netherlands Edition

12 Het Gat dental tribune - netherlands edition September 2012 Volgens Goené denken tandart- sen soms niet voldoende na over de vervolgstappen van extracties. “Mijn boodschap voor tandart- sen is: niet meer simpelweg trek- ken en daarbij de boel de boel la- ten. Als je in je achterhoofd hebt dat je na extractie een implantaat wil plaatsen, is het verstandig de tandkas direct te vullen met bij- voorbeeld een botsubstituut. Op die manier blijft de vorm van de tandkas beter intact.” Ook tijdens de extractie kan een tandarts of kaakchirurg al zor- gen dat er een goede bodem voor het implantaat ontstaat door de tandkas zo veel mogelijk intact te houden. “De kaakchirurg kan de wortels van een kies splitsen. Op die manier wordt de kies niet in zijn geheel geëxtraheerd, maar in meerdere kleine worteltjes. Hier- door vindt minder kaakbescha- dinging plaats en blijft de tand- kas beter intact,“ legt Goené uit. Als de tandkas te veel beschadigd is tijdens de extractie wordt het moeilijk de socket met botsubsti- tuut te vullen. Niet alleen bij implantaten, maar ook bij een brug is het wen- selijk om botsubstituut te gebrui- ken. Goené: “Het is vooral raad- zaam botsubstituut te gebruiken in het bovenfront, de esthetische zone. Ook bij een brug zou ik bot- substituut gebruiken, omdat het esthetisch mooier is als er geen deuk in de kaak zit.” Bij het gebruik van botsubsti- tuut zijn nauwelijks complica- ties te verwachten. “Het is wel belangrijk dat de tandkas gron- dig gereinigd wordt na de extrac- tie. De reden voor een extractie is vaak een ontsteking van de wor- tels. Die ontsteking moet er niet meer zijn als het botsubstituut wordt aangebracht,” aldus Goené. Ronnie Goené verzorgt samen met Jacques Baart de lezing ‘Gat in het kaakbot: atraumatisch extrahe- ren en socket preserveren’ . Bart Polder “Bij ongeveer 5% van de Ne- derlandse bevolking zijn één of meerdere gebitselementen niet aangelegd,” vertelt Bart Polder, tandarts-implantoloog. Tandart- sen hebben dan ook vaak te ma- ken met een gat in de tandenrij. Polder heeft een verwijspraktijk voor implantologie en orthodon- tie in Emmeloord en is in het CTBG in Zwolle onder andere ver- antwoordelijk voor interdiscipli- naire behandelingen bij patiënten met multipele agenesieën. Polder heeft in zijn werk zowel te maken met patiënten bij wie te weinig gebitselementen zijn aan- gelegd, als met patiënten die ele- menten zijn verloren. “Voor bei- de groepen geldt dat de tandarts moet kijken welke behandelstra- tegie het meest geschikt is: het gat sluiten door orthodontie, of het gat de juiste afmetingen ge- ven zodat het prothetisch geslo- ten kan worden, bijvoorbeeld door implantologie. De keuze is afhan- kelijk van de behandelduur, het functionele en esthetische effect, de prijs en uiteraard van de wen- sen van de patiënt,” aldus Polder. De meest voorkomende agene- sie is die van de verstandskiezen. Hierna volgen de tweede premo- laren in de onderkaak en de la- terale bovensnijtanden. Bij kin- deren komt men er meestal rond tienjarige leeftijd achter dat spra- ke is van ontbrekende elemen- ten. “Een agenesie is vaak gene- tisch bepaald en daarom zijn de ouders er meestal al op voorbe- reid. Op jonge leeftijd moet al ge- kozen worden of het gat met or- thodontie wordt gesloten of wordt opengehouden voor een protheti- sche vervanging. Implantaten zijn geen optie bij kinderen, omdat hun aangezicht nog niet volgroeid is. Ook een uitneembare prothe- se is niet wenselijk. In het geval van een agenesie van onderpre- molaren kan het een optie zijn de melkelementen zo lang mogelijk te behouden, tenzij deze elemen- ten voortijdig verloren gaan of in infra-occlusie komen. Het is wel verstandig om de mesiodistale af- metingen van melkmolaren aan te passen, om prothetische ver- vanging later mogelijk te maken,” vertelt Polder. Bij een agenesie van de laterale bovensnijtand moet, indien geko- zen wordt voor opening van het diasteem, het gat opengehouden worden met een etsbrug. Op la- tere leeftijd kan vervolgens defi- nitieve prothetische vervanging geplaatst worden, zoals implan- taten. Polder benadrukt dat een gat in de tandenrij niet altijd opgevuld hoeft te worden. “Als een gat geen functionele of esthetische pro- blemen oplevert, kan het gewoon blijven bestaan. Een ontbrekende premolaar in de onderkaak waar- bij de occlusie stabiel is, hoeft bij- voorbeeld niet problematisch te zijn, maar een ontbrekende bo- vensnijtand is natuurlijk esthe- tisch en functioneel niet houd- baar.” Tandartsen consulteren Polder regelmatig over welke behandel- strategie ze moeten toepassen als er elementen ontbreken bij pati- enten. “Dat juich ik toe. Het is belangrijk dat tandartsen de mo- gelijkheden van orthodontie ken- nen en samenwerken met andere tandheelkundige disciplines.” Bart Polder verzorgt de lezing ‘Gat in de tandenrij. Wat kunnen we met orthodontie?’ ■ Martijn Moolenaar Als een element verloren gaat, heeft de tandarts de keuze uit meerdere oplossingen. Uitneem- baar en vast, op natuurlijke pij- lers en op implantaten. Door de uiteenlopende mogelijkheden kan de afweging voor de behandelaar soms lastig zijn, temeer omdat rekening gehouden moet worden met de wensen van de patiënt. Het is niet verwonderlijk dat met de gestage vooruitgang in tandheelkundige mogelijkheden de populariteit van bepaalde be- handelingen in de loop der jaren stijgt of daalt. “Een jaar of tien geleden stond de implantologie in de esthetische zone nog enigs- zins in de kinderschoenen,” al- dus Martijn Moolenaar, tandarts en prosthodontist te Blaricum. “Daardoor kozen we destijds eer- der voor een restauratieve oplos- sing, zoals een brug, dan voor een implantaatgedragen restauratie. Tegenwoordig denken we meer minimaal invasief en betrekken we liever geen buurelementen in het behandelplan. Zeker als de buurelementen nog gaaf zijn, is dat een hele verbetering. Door verbeterde materialen en restau- ratieve componenten en de groei- ende kennis over de opbouw van bot en tandvlees en botaugmenta- tie kunnen we nu meer voor pati- enten betekenen.” Het ligt voor de hand dat door dit alles de toepas- sing van implantaten sterk is ge- groeid. Bij een grotere nadruk op es- thetiek hoort ook dat men het gat minder vaak laat bestaan. Dat is een goede zaak, ook als het om posterieure elementen gaat. “Als een achterste kies verloren gaat, kun je overwegen om de patiënt met een wat kortere tandboog te laten functioneren. Bij een verlo- ren element in de tandenrij is het risico dat andere elementen gaan schuiven.” In de voordracht zal de focus vooral liggen op de esthetische zone. Hierbij zal Moolenaar uitge- breid ingaan op zijn persoonlijke voorkeuren. “Voor een enkeltand- vervanging is een uitneembare voorziening hooguit een tijdelij- ke oplossing. Een betere optie is een etsbrug, waarbij het ene ma- teriaal overigens beter werkt dan het andere. Verder zijn natuur- lijk ook de driedelige brug en de implantaatgedragen restauratie voorhanden. In de praktijk wordt momenteel niet vaak voor een etsbrug gekozen: eerder grijpt de tandarts naar een implantaatge- dragen constructie of een drie- delige brug. Van die twee opties hebben implantaten de voorkeur bij onaangedane buurelementen, maar zij vergen een langer behan- deltraject. In andere gevallen is de brug een heel gedegen oplossing, die qua resultaat nauwelijks on- derdoet.” Moolenaar noemt alvast enkele aandachtspunten die tijdens zijn voordracht aan de orde komen. “Let bij de keuze voor implanta- ten altijd op de leeftijd van de pa- tiënt: soms wordt te vroeg naar een implantaat gegrepen, mede onder druk van het verzekerings- stelsel dat vanaf een bepaalde leeftijd niet meer vanuit de basis- verzekering vergoedt. Verder kan een orthodontische voorbehan- deling vaak nuttig zijn. In de im- plantologie is het belangrijk dat je het tandvlees goed laat genezen, maar ook laat matureren. De we- tenschap toont aan dat daar een paar maanden overheen gaan. Grijp daarom niet te snel naar de uiteindelijke restauratie.” Welke ontwikkelingen en ver- schuivingen kunnen we de ko- mende jaren verwachten? “In de implantologie wordt momen- teel gekeken hoe bepaalde syste- men meer invloed kunnen heb- ben op hechting aan tandvlees. Ook wordt er geëxperimenteerd met nieuwe augmentatieprocedu- res en de stabiliteit ervan, waar- bij we de meningen momenteel zien verschuiven als het gaat om het belang van tandvlees en bot. Verder kunnen we veranderingen in materiaalkeuze tegemoet zien. De gebruikerservaringen zorgen er al met al voor dat de systemen steeds verder gefinetuned wor- den.” Martijn Moolenaar verzorgt op 2 november de lezing ‘Gat sluiten: implantologie-prothetisch? Hierin bespreekt hij de voor- en nadelen van verschillende mogelijkheden om een ontstaan gat te verhelpen, on- dersteund met klinische voorbeel- den. ■ “ ” Een gat hoeft niet altijd opgevuld te worden “ ” De systemen worden steeds verder gefinetuned > vervolg van pagina 11 Programma ‘Het Gat’ 2 november 2012 Vanaf 07.45 uur Registratie geopend 08.00 – 08.45 uur Algemene Vergadering van de NVT 09.15 uur Opening door de voorzitter van de NVT Willeke Sanderink 09.20 – 09.30 uur Inleiding programma 09.30 – 10.15 uur Gat door cariës: nieuws van het front Cor van Loveren 10.15 – 11.00 uur Het Gat moet Glad! Arie Riem 11.00 – 11.30 uur Pauze 11.30 – 12.30 uur Gat op de röntgenfoto: Van rechtvaardiging van röntgendiagnostiek tot behandelbeslissing Erwin Berkhout 12.30 – 12.40 uur NTvT prijs 12.40 – 13.00 uur WTA HD prijs 13.00 – 14.00 uur Lunch 14.00 – 15.00 uur Gat in het kaakbot: atraumatisch extraheren en socket preserveren Ronnie Goené en Jacques Baart 15.00 – 15.30 uur Pauze 15.30 – 16.15 uur Gat in de tanden rij: Wat kunnen we met orthodontie? Bart Polder 16.15 – 17.00 uur Gat sluiten: implantologie – prothetisch? Martijn Moolenaar 17.00 – 17.25 uur Discussie 17.25 – 17.30 uur Afsluiting Willeke Sanderink 17.30 – 18.30 uur Afsluitende borrel Programmawijzigingen voorbehouden.