Please activate JavaScript!
Please install Adobe Flash Player, click here for download

Dental Tribune Netherlands Edition

9Interviewdental tribune - netherlands editionJuli 2012 peld aan pijn, maar nog vaker aan machteloosheid. Alleen het ge- luid wegnemen lost die gevoelens niet op. Zal iemand die naar een SBT wordt doorverwezen, daar vervolgens altijd naar toe blijven gaan? Uiteindelijk wordt iedereen, op enkele psychiatrische patiënten na, terugverwezen naar zijn hui- standarts. Een behandeling be- staat uit zes tot acht sessies die om de paar weken plaatsvinden en is een combinatie van the- rapie en concrete behandeling. Sinds een paar jaar betrekken we de huistandarts veel bij het pro- ces: het zogenaamde ‘vlechtbe- leid’. Het om en om behandelen van de specialist van de SBT en de huistandarts vergroot de kans op succes.Zodra de patiënt bij de SBT terechtkomt, stellen wij een diagnose. Die sturen we naar de huistandarts met aanwijzingen. In die brief vragen we de tandarts of hij wil meewerken aan de be- handeling. Dat willen ze eigenlijk altijd wel. De specialist bij de SBT doet de eerste behandelsessie, de huistandarts de tweede. In de derde sessie komt de patiënt weer naar de SBT en vertelt daar over de ervaringen bij behandeling door de huistandarts. Bij de SBT ondergaat de patiënt vervolgens een complexere behandeling, die de huisarts in een vierde sessie afmaakt, enzovoort. Vroeger bleef een angstige pati- ent soms twee of drie jaar bij de SBT onder behandeling. Nu zijn dat meestal maar een paar maan- den. De SBT heeft geen cijfers over hoeveel patiënten geheel van hun angst afkomen, maar dat is ook moeilijk vast te stellen. Hoe- veel jaar moet iemand naar een algemeen practicus gaan om ‘ge- nezen’ verklaard te worden? En wanneer is iemand ‘angstvrij’? Een heel enkele keer wordt ie- mand terugverwezen naar de SBT. Wij besteden veel aandacht aan dergelijke gevallen en gaan opnieuw kijken hoe we de angst nog beter kunnen reduceren en we de overgang naar de huis- praktijk kunnen verbeteren. Welke specifieke problemen kan een algemeen practicus ondervinden bij mensen met een beperking? Er kunnen praktische proble- men zijn, zoals het ontbreken van lachgas voor spastische patiën- ten en het niet rolstoelvriendelijk zijn van de praktijk voor mensen met een lichamelijke beperking. Patiënten met het syndroom van Down zijn gevoelig voor parodon- titis, doordat ze een verminderde afweer hebben. Tandartsen moe- ten bij deze groep al heel jong op deze aandoening letten en goede adviezen geven. De trend is om steeds meer mensen met een verstande- lijke beperking uit instellin- gen naar ‘reguliere’ leefom- gevingen te verplaatsen. In een rapport van de Erasmus Universiteit uit 2002 staat dat verstandelijk beperkten steeds zelfstandiger worden en daardoor een verhoogd ri- sico hebben op een ongezonde levensstijl. Dit zou de gezond- heid schade kunnen doen, waaronder de mondgezond- heid. Is dat ook uw ervaring? Ja. Ik merk in de praktijk dat de gebitten van mensen met een verstandelijke beperking achter- uitgaan. Iemand met het denk- niveau van een kind van acht kan niet goed zelf inschatten wat ge- zond eten is en poetst vaak niet goed zijn tanden. Sommige ver- standelijk beperkten consumeren de hele dag cola en snoep. Het lijkt mij beter als een stap terug wordt gezet naar de vroe- gere situatie. Als een patiënt de verantwoordelijkheid voor zich- zelf niet aankan, moeten ouders en begeleiders die overnemen. Door de politieke trend naar zelf- standigheid en de bezuinigingen op de zorg is dit echter moeilijk te realiseren. Het resultaat is dat niemand zich meer verantwoor- delijk voelt voor de patiënt. Ook bij psychiatrische patiënten is dit een probleem. Zij realiseren zich door hun stoornis vaak niet dat ze naar de tandarts moeten. Als niemand hen daartoe stimuleert, gaan ze nooit. Welke ontwikkelingen zijn er op het gebied van angstreductie? ACTA doet momenteel onderzoek naar de genetische oorzaak van angst en daarmee naar het be- staan van een angstgen, of een combinatie van genen. Het lijkt erop dat sommige mensen een genetische kwetsbaarheid heb- ben om angst te ontwikkelen na een nare ervaring op tandheel- kundig gebied. Een ander on- derzoek van ACTA gaat over het gebruik van het medicament propranolol om angst te reduce- ren. Dit wordt nu al toegepast als antihypertensivum. Als dit ook binnen de tandheelkunde blijkt te werken, zou dit een goed hulp- middel zijn. In een derde ACTA- studie wordt gekeken of zoge- naamde werkgeheugenbelasting na afloop van een behandeling, zoals spelletje Tetris, de herinne- ring aan de behandeling minder eng kan maken. Tot nu toe lijkt het erop dat ook een dergelijke simpele methode werkt om angst blijvend te reduceren. ■