Please activate JavaScript!
Please install Adobe Flash Player, click here for download

Dental Tribune Netherlands Edition

17Wetenschap/Reportagedental tribune - netherlands editionJuli 2012 Beweging goed voor kwaliteit botten AMSTERDAM – Een chronische ontsteking kan ervoor zorgen dat botten minder stevig worden, doordat ontstekingsstoffen in de bloedsomloop terecht komen. Voldoende lichaamsbeweging kan er juist voor zorgen dat de sterkte van (kaak)bot behouden blijft. Dit blijkt uit het promotie- onderzoek van Rishikesh Nand- kumar Kulkarni (ACTA). Net als spieren worden bot- ten afgebroken als iemand niet voldoende beweegt. Tegenwoor- dig bewegen Westerse mensen steeds minder. Het is belangrijk te weten hoe een gebrek aan be- weging kan leiden tot botafbraak om zodoende botbreuken op late- re leeftijd te voorkomen. Ieder bot bevat zeer veel botcellen. Deze kunnen mechanische signalen voelen die ontstaan bij lichame- lijke activiteit en hierop reageren met de afgifte van signaalmole- culen. Kauwen bijvoorbeeld ver- oorzaakt mechanische stimula- tie van het kaakbot, waardoor het sterk blijft. Kulkarni kweekte botcellen en stelde ze bloot aan een mecha- nische stimulus die lichamelijke activiteit van een mens simuleert. Hij ontdekte dat het molecuul MT1-MMP botcellen helpt om be- weging te voelen. Voor een goede stevigheid van bot is het belang- rijk dat dit molecuul goed func- tioneert. De promovendus toon- de verder aan dat in afwezigheid van een mechanische stimulus de osteocyten signaalmoleculen produceren die de vorming van botafbrekende cellen stimuleren. Het omgekeerde bleek ook waar: wanneer er wél een mechanische stimulus is, produceren botcellen andere signaalmoleculen die de vorming van botafbrekende cel- len mogelijk kunnen remmen. Ook bij chronische ontstekin- gen zoals reuma worden de bot- ten afgebroken. Voor een deel komt dit omdat mensen met chronische ontstekingen min- der bewegen, maar ook doordat door de ontsteking er ontste- kingsstoffen in de bloedbaan te- rechtkomen. Die stoffen spelen mogelijk een rol bij de afbraak van bot. Kulkarni ontdekte dat de stof IL-1β botcellen aanzet tot het produceren van signaalmole- culen, die de vorming van bo- tafbrekende cellen stimuleert. Mechanische stimulatie van de botcellen doet het effect van IL- 1β teniet. De stof IL-6 heeft geen effect op de productie van sig- naalmoleculen door botcellen die de botafbraak bevorderen. (bron: ACTA) ■ “Bewijs voor risicofactoren voor specifieke vorm van parodontitis nog steeds zwak” Interview met dr. Cristiano Tomasi over agressieve en chronische parodontitis Dr. Christiano Tomasi. (foto: Dental Tribune International) TEKST: DANIEL ZIMMERMANN, DTI WENEN – Agressieve en chroni- sche parodontitis delen veel kli- nische eigenschappen, maar verschillen op het gebied van ontwikkeling en progressie. Tij- dens Europerio 7 in Wenen sprak Dental Tribune met dr. Christiano Tomasi van de Universiteit van Göteborg over het belang van een vroege identificatie van parodon- titis en waarom de vaststelling van risicofactoren moeilijk blijft. Zowel chronische als agressieve parodontitis zijn complexe infecties. Welke microbiologie ligt aan de basis van deze ziekte? De belangrijkste microbiologi- sche factor is het ontstaan van een subgingivale biofilm. Onder- zoek wijst uit dat parodontitis niet wordt veroorzaakt door één specifiek micro-organisme, maar door een combinatie van ver- schillende soorten die in symbi- ose leven. Bij een vatbaar persoon zal de biofilm een reactie van de gastheercel teweegbrengen die zorgt voor vernietiging van paro- dontale ondersteuning. Tussen de 10% en 15% van de volwassenen in ontwikkelde landen lijdt aan chronische parodontitis. Zijn er cijfers beschikbaar over de agres- sieve vorm van parodontitis? Het is niet eenvoudig hier ant- woord op te geven, omdat er nog te veel epidemiologische gege- vens ontbreken. Eigenlijk ver- schilt de prevalentie significant, zelfs bij chronische parodontitis, afhankelijk van de definitie van de ziekte en de onderzochte popula- tie. Daarnaast hebben de meeste epidemiologische studies zich al- leen gericht op de prevalentie van parodontitis in het algemeen en wordt geen onderscheid gemaakt tussen de agressieve en de chro- nische vorm. Het prevalentiecijfer zou, als milde gevallen meegerekend wor- den, 40% van de bevolking kun- nen omvatten. De prevalentie van de agressieve vorm, zo blijkt uit één onderzoek, is 4% voor de lo- kale vorm en 2% voor de gegene- raliseerde vorm bij een bevolking in de leeftijdscategorie tussen 18 en 30 jaar. Ander onderzoeken hebben een prevalentie getoond van 8% van ernstige vormen bij een jonge populatie. Eén van de grootste ver- schillen tussen de twee verschijningsvormen van parodontitis lijkt de leeftijd te zijn. Leeftijd is een belangrijke para- meter om de twee vormen van parodontitis te onderscheiden. Bij twintigjarigen worden ern- stige gevallen van parodontitis meestal gediagnosticeerd als de agressieve vorm, terwijl bij zes- tigjarigen dergelijke gevallen als chronisch worden bestempeld. De diagnose van beide vormen is klinisch en volgt in de basis de- zelfde stappen. Een probleem is dat het vaak niet mogelijk is om de leeftijd te achterhalen waarop de parodon- titis gestart is. Daarom is het niet makkelijk conclusies te trekken over het verband tussen klini- sche verschijnselen en de leeftijd waarop zij ontstonden. Wat is de grootste uitdaging bij het onderscheiden van de twee vormen? Het belangrijkste is de parodon- titis zo vroeg mogelijk te diag- nosticeren en behandelen. Een screening kan beginnende paro- dontale destructie en tekenen van ontsteking eenvoudig blootleg- gen, zodat tijdig en effectief kan worden ingegrepen. Het benoemen van de dunne scheidslijn tussen agressieve en chronische parodontitis kan een volgende stap zijn, maar de im- plicaties van dergelijke onder- zoeken zullen interessanter zijn voor onderzoekers dan voor cli- nici. Als de behandeling succes- vol is, is het dan belangrijk hoe de ziekte genoemd wordt? En als de behandeling niet succesvol is, stellen we de benaming van de ziekte daar dan verantwoordelijk voor? In onderzoeken naar de agres- sieve vorm van parodontitis wordt het systematische gebruik van antibiotica als aanvullende behandeling genoemd. Ik denk echter dat, vanwege het ontstaan van microbiële weerstand door excessief gebruik van antimicro- biële middelen, de behandeling nooit moet worden begonnen met antibiotica. Na re-evaluatie kan het gebruik van antibiotica over- wogen worden als begeleiding bij mechanische herbehandeling van resterend ontstoken weefsel. Wat zijn de meest voor- komende risicofactoren van beide vormen van parodontitis? Parodontitis is het gevolg van een ongebalanceerde reactie van het immuunsysteem op een micro- biële aanval. De genetische sa- menstelling van de persoon in kwestie en de microbiële samen- stelling van de biofilm zijn daar- om risicofactoren in de ontwik- keling van parodontitis. Ook externe factoren als roken en stress zijn van invloed op de pro- gressie van de ziekte. Het is moeilijker te bepalen welke risicofactoren een duide- lijk verband hebben met één van beide vormen van parodontitis. Uit sommige onderzoeken blijkt een relatie tussen bepaalde bac- teriën en de agressieve vorm, maar uit andere onderzoeken ko- men agressieve vormen naar vo- ren zonder de aanwezigheid van deze bacteriën. Hetzelfde is aan de hand bij genetische polymor- fismen. Er worden nieuwe inzich- ten verwacht vanuit epigeneti- sche studies waarin de activatie van specifieke genen wordt gere- lateerd aan lokale omgevingsfac- toren. Hoe belangrijk zijn de lokale omgevingsfactoren? Helaas is dat nog steeds niet dui- delijk. Sommige risicofactoren houden verband met het ontstaan van de ziekte, terwijl andere van invloed zijn op de mate van pro- gressie. Het bewijs voor risicofac- toren bij een specifieke vorm van parodontitis is zwak. ■ “ ” Het belangrijkst is zo vroeg mogelijk te diagnosticeren en te behandelen Foto: Melinda Nagy/Dreamstime. “ ” Kauwen veroorzaakt mechanische stimulatie van het kaakbot Patiënten met tand- plaque overlijden eerder door kanker HUDDINGE, ZWEDEN - Tandplaque kan bijdragen aan het voortijdig overlijden aan kanker. Dat blijkt uit onderzoek van het Zweedse Karolinska Instituut. Mensen die 24 jaar na het tandheelkundig on- derzoek aan kanker waren overle- den, bleken een slechtere dentale status te hebben gehad. In 1985 evalueerden onderzoe- kers van het Karolinska Instituut de mondgezondheid van bijna veertienduizend Zweden tussen dertig en veertig jaar oud. In 2009 was 4,2% (58 personen) van de participanten overleden aan ver- schillende vormen van kanker. Na analyse van het tandheelkun- dig onderzoek van 1985 bleek dat deze personen destijds een ge- middeld slechtere mondgezond- heid bezaten dan andere partici- panten. Ze hadden meer last van tandplaque, tandvleesontsteking en tandsteen. De nog levende participanten hadden gemiddeld tandplaque- waarden tussen de 0,66 en 0,67, terwijl de overleden deelnemers tijdens de follow-up periode tandplaquewaarden tussen de 0,84 en 0,91 vertoonden. Volgens de Zweedse demogra- fiecijfers hadden de gestorven vrouwen in het onderzoek 13,1 jaar langer moeten leven en de gestorven mannen 8,6 jaar lan- ger. Het is hierom dat hun dood als voortijdig kan worden be- schouwd. Het onderzoek werd uitgevoerd in samenwerking met de Univer- siteit van Helsinki en is online gepubliceerd in het BMJ Open Journal. (bron: Dental Tribune In- ternational) ■ “ ” Ook externe factoren als roken en stress zijn van invloed op de progressie van parodontitis