Please activate JavaScript!
Please install Adobe Flash Player, click here for download

Dental Tribune Netherlands Edition

18 Industrie dental tribune - netherlands edition Mei 2012 telementen in de bovenkaak (12, 11, 21, 22) parodontaal gezien niet gezond genoeg waren, had de prothese onvoldoende reten- tie. Nadat de patiënt ook zijn overgebleven elementen verloren had, wenste hij een vaste implan- taatgedragen voorziening in de bovenkaak. De overgebleven elementen in de onderkaak lieten het volgende zien: element 48 was aangetast en uit positie, element 45 had mobi- liteitsgraad 3 en was parodontaal onvoldoende. De frontelementen 33-43 vertoonden verhoogde son- deerdieptes bij de hoektanden, evenals een verhoogde mobili- teitsgraad (graad 2). De eerste stap van de behan- delingsstrategie voor de boven- kaak bestond uit een conserva- tieve parodontale therapie van de restdentitie, met als doel stra- tegisch behoud en fixatie van de bestaande prothese totdat de im- plantaten geplaatst zouden wor- den. Hierna werden de resteren- de elementen verwijderd en werd er een bilaterale sinuslift aange- bracht in twee fasen. Met behulp van een 3D-planning werden acht implantaten met het CAMLOG® Guide System geplaatst volgens een flapless procedure. De pro- thetische voorziening werd gere- aliseerd met een telescoopcon- structie. In de onderkaak werd element 45 verwijderd, terwijl de ande- re elementen behandeld werden met conservatieve parodontale therapie. De molaren van de on- derkaak werden verplaatst en rechtgezet. De uitneembare pro- these van de elementen 43-33 werd opnieuw gefineerd. Plaatsing van tijdelijke implantaten De geplande minimaal invasie- ve flapless procedure voor im- plantaatplaatsing vraagt om een unieke fixatie. Deze wordt mo- gelijk gemaakt door tijdelijke im- plantaten te plaatsen op een ge- schikte plaats. Om accurate overdracht moge- lijk te maken, dient de fixatie on- der radiologische controle uitge- voerd te worden. Cone beam-diagnostiek Het scansjabloon is gefabriceerd op basis van de prothetische ver- eisten (functioneel, esthetisch). Een botverankerde en prothe- tisch georiënteerde scan kan worden gemaakt onder radiologi- sche controle, dankzij de unieke fixatie van het scansjabloon door het gebruik van de tijdelijke im- plantaten. Definitieve prothetiek Om het framework van de brug te construeren uit vezelversterke composieten (KaVo C-Temp) werd CAD/CAM gebruikt. Het frame- werk werd gecementeerd met een materiaal van acryl. Voor pas- sivering van het design werd het elektrolytisch bekleed met me- taal. Er werd gebruik gemaakt van CAD/CAM-gefabriceerde ke- ramische abutments. Conclusie Het oorspronkelijke doel van de prothetische reconstructie was > vervolg van pagina 17 CAMLOG® GUIDE SURGERY VOORBEREIDING VOOR TIJDELIJKE VOORZIENING Fig. 19: Chirurgisch sjabloon met druk- knop retentie-elementen op posities 21, 15 en 25, voor de stabiele positionering van het sjabloon gedurende de boorprocedu- res. Voor plaatsing zorgvuldig schoonma- ken en desinfecteren. Fig. 21: De gingivapunch wordt door de huls naar het slijmvlies geleid. De punch heeft geen dieptestop. Fig. 23: Uitgesneden implantaatlocaties 26 en 27. Fig. 25: Inbrengen van het implantaat door de huls. Fig. 27: Implantaten in het eerste kwa- drant in situ. Dieptestops op het opper- vlak van de hulzen. Fig. 29: Genezing een week na de opera- tie. De patiënt had geen klachten of last van postoperatieve zwellingen. Fig. 20: Drukknopretenties op tijdelijke implantaten voor de stabilisatie van de tijdelijke prothese, fixatie van het scansjabloon gedurende de cone beam scan en positionering van het chirurgi- sche sjabloon gedurende de boorproce- dure. Fig. 22: Er wordt een scalpel gebruikt om de gepunchte tandvleeseilanden uit te snijden en te verwijderen nadat het sjabloon verwijderd is. Fig. 24: Het sjabloon wordt weer aange- bracht. Start van de CAMLOG® Guide- procedure met een pilotboor, gevolgd door boorreeksen van de juiste lengte, afhankelijk van de implantaatlengten. Fig. 26: De hulsdimensie staat toe dat het bot verdicht of gespreid kan worden door de hulzen (hier, osteotoom voor verticale botverdichting). Fig. 28: Postoperatieve panoramische röntgenfoto. Fig. 30: Het chirurgische sjabloon wordt teruggezet op het model. Een reamers wordt gebruikt om ruimte te creëren om het labanaloog door de huls in het model te plaatsen. Fig. 32: Labanalogen met inbrenghulp- delen worden met was aan de hulzen verbonden. De labanalogen worden ge- fixeerd in het gipsen model. Fig. 34: Een 0,5 mm dikke door warmte gevormde spalk wordt over de abut- ments gemaakt. De kappen vullen de ruimte tijdens het cementeren van de tijdelijke voorziening. Fig. 36: PEEK-abutments in situ. Fig. 38: Afdruk met gesloten afdruk- stiften. Fig. 31: Implantaatposities op gipsmo- del. Fig. 33: Model met geplaatste labana- logen. De overbrenging van het analoog naar de correcte positie door de huls van de chirurgische tube. Fig. 35: Tijdelijke voorziening in de ar- ticulator. Fig. 37: Tijdelijke voorziening in situ na cementeren acht weken na de ingreep. Fig. 39: Met CAD/CAM gemaakte ke- ramische abutments, verbonden met CAMLOG® Esthomic inset abutments. Fig. 40: Keramische abutments van CAD/CAM een jaar na plaatsing. Fig. 42: Occlusaal zicht voor behande- ling. Fig. 44: Occlusaal zicht twee jaar na plaat- sen definitieve prothetische voorziening. Fig. 41: Eindresultaat. Fig. 43: Radiologisch zicht voor behan- deling. Fig. 45: Radiologische situatie twee jaar na belasting. een vaste brugvoorziening. De patiënt besloot toch voor een uit- neembare voorziening te kiezen, vanwege de eenvoud van het rei- nigen. De accuraatheid en de eenvoud waarmee implantaten kunnen worden geplaatst in prothetisch correcte richtingen of anato- misch ingewikkelde situaties zijn significant toegenomen door het gebruik van virtuele driedimensi- onale implantaatplanning (Cone Beam CT). Op die manier wordt implanteren eenvoudiger. De boorsequentie van het CAMLOG® Guide System ver- schilt van andere systemen. Waar normaal de pilotdrill gericht is op de definitieve implantaatlengte, begint de boorreeks van CAM- LOG® Guide met een kortere pi- lotdrill (lengte 6 mm) die al de uiteindelijke diameter heeft. De boorreeks wordt achtereenvol- gens uitgevoerd met boren van 9 mm, 11 mm en uiteindelijk 13 mm (de definitieve implantaatlengte). Op die manier worden alle bo- ren vanaf het begin geleid door de Guiding Sleeve. Het CAMLOG® Guide sys- teem gebruikt Guiding Sleeves. In tegenstelling tot andere sys- temen die meerdere hulzen no- dig hebben, is een enkele huls, ingevoegd in het chirurgische sjabloon, geschikt voor de bege- leiding gedurende alle boorreek- sen en implantaatprocedures. De implantaten worden door de hul- zen heen geplaatst. ■