Please activate JavaScript!
Please install Adobe Flash Player, click here for download

Dental Tribune Netherlands Edition

18 Reportage dental tribune - netherlands edition April 2012 TEKST: BEN ADRIAANSE AMSTERDAM - In 2009 richtten een aantal microbiologen de As- sociation for European Safety & Infection Control in Dentistry (AESIC) op. AESIC organiseerde samen met ACTA op 6 maart een bijeenkomst in Amsterdam, met als titel Harmonising dental infec- tion prevention guidelines in Euro- pe. Hier werden stappen gezet in de richting van een werkgroep die de richtlijnen voor infectiepre- ventie in Europa kritisch onder de loep neemt en een voorstel tot harmonisatie zal doen. Aanwe- zig waren experts, veelal acade- mici, afkomstig uit heel Europa. Ook vertegenwoordigers van fa- brikanten en enkele praktiseren- de tandartsen behoorden tot de in totaal 25 bezoekers. Met hun aanwezigheid gaven zij aan zich verbonden te voelen met de mis- sie van AESIC: het delen van ken- nis en inzichten, om te komen tot een optimale infectiepreven- tie in tandartspraktijken in heel Europa. Dental Tribune Netherlands sprak na afloop van de meeting met dr. Hans de Soet, microbio- loog/infectiepreventiespecialist bij ACTA, die als dagvoorzitter het thema introduceerde. Dr. De Soet, hoe kijkt u terug op de bijeenkomst in Amsterdam? Het was een succesvolle meeting. Tijdens een bijeenkomst van de Europese Orale Microbiologen vo- rig jaar bleek dat er veel behoefte is aan harmonisatie op het gebied van hygiëne en infectiepreventie. De richtlijnen bleken flink uiteen te lopen: soms zijn het wetten, soms zijn het regels, en ook de handhaving ervan verschilt nogal. Behalve een lezing over de situatie in Nederland waren er ook lezingen over Ierland, Duitsland, Zweden en Schotland. Vielen u dingen op tijdens deze lezingen? Fundamentele verschillen zijn er in elk geval niet. Specifiek heb je bijvoorbeeld tandartsen die vinden dat je, op basis van de geldende wetgeving en de ge- bruiksvoorschriften van de fabri- kant, handschoenen in de prak- tijk kunt hergebruiken. Over dat soort details zie je dat landen hier en daar afwijken, maar de grote lijn is overal hetzelfde. In Scandinavië moet elke tand- arts een dossier opbouwen op basis van tien ‘regels’. Voor elke regel is er dan een map, zoals voor ‘validatie van apparatuur’. Die oplossing klinkt praktisch en logisch. Voor de landen in het Verenigd Koninkrijk, waaron- der Schotland, is het lastig dat elke lokale afdeling ‘het wiel zelf wil uitvinden’, doordat de situ- atie zogenaamd per regio anders is. Politieke overwegingen zitten hier de efficiency in de weg. Juist daarom is het zo belangrijk dat wij als academici bij elkaar gaan zitten: wij houden ons niet met politiek bezig en dienen alleen de wetenschap. In Nederland is veel aandacht voor de strengheid van de richtlijnen infectiepreventie. Hoe verhouden deze zich eigenlijk tot de rest van Europa? Als je over de grenzen kijkt, valt als eerste op dat onze WIP-richt- lijnen goed ‘doortimmerd’ zijn: ze zijn uitgebreid, helder en realis- tisch. Sommige tandartsen vin- den onze richtlijnen ‘te streng’, maar als je het vergelijkt met andere landen, dan valt dat best mee. Je hebt bijvoorbeeld ook lan- den waar de tandarts elk jaar een rapport moet schrijven waarin de eigen situatie op het gebied van patiëntveiligheid in kaart wordt gebracht. Dat rapport wordt dan publiekelijk beschikbaar, zodat patiënten kunnen zien wat hun tandarts op het gebied van infec- tiepreventie heeft ondernomen. Waar Nederland zich ook door onderscheidt, is dat de richtlijnen onafhankelijk zijn opgesteld. Dat is niet in alle landen volledig het geval en daarbij kun je natuurlijk vraagtekens zetten. Richtlijnen zijn maar één kant van de medaille. Ook de handhaving ervan is cruciaal. Vindt de inspectie in andere landen op een vergelijkbare manier plaats als bij ons? De situatie in Nederland wordt mede positief gewaardeerd door- dat er een goed werkend contro- leorgaan is van de overheid, in de vorm van de IGZ. Ook in bij- voorbeeld Engeland vindt een goede inspectie plaats, maar in de meeste andere landen is deze veel minder goed georganiseerd. In veel gevallen moeten patiënten zelf protest aantekenen voordat actie wordt ondernomen. Doel van de bijeenkomst was het tot stand brengen van een werkgroep op Europees niveau. Wat gaat deze werkgroep doen? Het gaat deze werkgroep niet in de eerste plaats om het opstel- len van Europese richtlijnen. Wij zijn vooral geïnteresseerd in el- kaars gedachten over patiëntvei- ligheid binnen de tandheelkunde. Met de werkgroep willen we ken- nis samenbrengen, door te pro- fiteren van wat in andere landen wordt gesignaleerd en bereikt. Deze kennis proberen we naar een academisch niveau te til- len, zodat we onderzoek kunnen doen op basis van gegevens uit heel Europa. Het gaat ons er niet primair om de regelgeving aan te passen, maar om infectiepreven- tie in universitaire onderzoeks- programma’s de plaats te geven die het verdient. Als de hele stand van zaken rond infectiepreventie in beeld is gebracht, kunnen we kijken of het mogelijk is richtlijnen op te stellen die voor heel Europa gel- den. Aangezien de problematiek in alle landen min of meer het- zelfde is, zou het vreemd zijn als de richtlijnen afwijken als je de grens passeert. Krijgt infectiepreventie in de opleidingen tandheelkunde voldoende aandacht? Nee, veel te weinig. Dit geldt voor alle Europese landen. Studenten krijgen van alles en nog wat mee over tandheelkundige behande- lingen, maar de kennis bij stu- denten én docenten over infectie- preventie blijft minimaal. ACTA heeft een onderzoeksgroep waar- in het vakgebied microbiologie wordt onderzocht en onderwe- zen. Maar ook binnen ACTA gaan de budgetten voor onderwijs om- laag. Op de andere universiteiten is de situatie niet beter, omdat zij geen eigen afdeling microbiolo- gie hebben met infectiepreventie als speerpunt. In het curriculum gaat de meeste aandacht uit naar de uitvoering van tandheelkundi- ge handelingen. Infectiepreven- tie is kortom een ondergeschoven kindje, terwijl een slechte hygië- ne absoluut risico’s oplevert. Als experts het hierover eens zijn, waarom leggen de opleidingen dan geen zwaarder accent op infectiepreventie? Het probleem is dat de bewijs- voering soms lastig is, ook op Europees niveau. Men verschuilt zich achter uitspraken als “het gaat zo weinig mis.” Dat is mis- schien relatief zo, maar elk geval is er één te veel. In de Lancet ver- scheen een casus over een 82-ja- rige patiënt in Italië die overleed door legionellabesmetting in een tandartspraktijk. In Nederland is dat nog niet gebeurd, maar bij slecht beleid kun je daarop wach- ten. Verder hebben opleidingen te maken met lagere onderwijsbud- getten en moeten er keuzes wor- den gemaakt. Helaas staat micro- biologie redelijk onderaan op de prioriteitenlijst van tandartsen. AESIC beperkt zich trouwens niet tot infectiepreventie alleen. Wij bespreken ook de mogelijkhe- Europees overleg over betere infectiepreventie orie en het stappenplan in onze eLearning zeker relevant.” Al worden er nog veel spuit- afdrukken gemaakt, het intra- oraal scannen wint steeds meer terrein. Van die laatste methode wordt in de literatuur beweerd dat deze nauwkeuriger en patiënt- vriendelijker zou zijn. Waarom dan geen eLearning over digitaal afdrukken? Laverman: “Inder- daad zal het intraoraal scannen in de toekomst steeds meer in de plaats komen van de spuitaf- druk. Maar momenteel wordt de mondscanner bij slechts 13% van de tandartspraktijken gebruikt, mede omdat zij een grote investe- ring vergen. Bovendien is in som- mige gevallen het afdrukken met een lepel en een afdrukmateriaal nog steeds de enige methode, bij- voorbeeld bij het aanmeten van gebitsprothesen. Dat gaat nog niet goed met mondscanners.” Voorlopig is de spuitafdruk dus zeker nog relevant. “Dat neemt niet weg dat we in de toekomst een eLearning over intraoraal scannen zouden kunnen aanbie- den,” stelt Laverman. “Waar bij de spuitafdruk de nadruk meer ligt op kennis opfrissen, zou het bij het scannen gaan om het op- doen van nieuwe kennis. Want met intraorale scanners hebben de meeste tandartsen in hun op- leiding niet of nauwelijks te ma- ken gehad.” WETENSCHAPPELIJK VERANTWOORD Later dit jaar komt AccreDidact met twee programma’s over res- taureren na een endodontische behandeling, geschreven in sa- menwerking met Marga Ree. Ver- der zal René Gruythuysen een programma verzorgen over de niet-restauratieve caviteitsbe- handeling bij kinderen. Net als in De spuitafdruk zullen ook die pro- gramma’s praktijkgericht en we- tenschappelijk verantwoord zijn. Laverman: “Onze auteurs kun- nen best een tekst inleveren die hier en daar leest als een betoog. Als de inhoud maar onderbouwd is met relevante literatuur, voor zover beschikbaar. Onze objecti- viteit willen wij ook onderstrepen door de eLearnings volledig on- gesponsord en zonder adverten- ties te houden. Wij zullen nooit accepteren dat het bedrijfsleven meebeslist over de inhoud.” ■ “ “ ” ” Het bedrijfsleven mag nooit meebeslissen over de inhoud Infectiepreventie is een ondergeschoven kindje in de opleidingen 25 experts waren aanwezig tijdens de AESIC-ACTA-bijeenkomst in Amsterdam. (foto: ACTA) Dr. Hans de Soet. Joep Laverman. > vervolg van pagina 17