Please activate JavaScript!
Please install Adobe Flash Player, click here for download

Dental Tribune Netherlands Edition

6 Interview dental tribune - netherlands edition december 2011 gepresenteerde methode direct en goed in de vingers te hebben. Bij ons is dat laatste juist het hoofddoel.” Kunnen we CIDE al met al high- end-nascholing noemen? Smulders: “Dat denk ik wel. Als je naar de hardware kijkt die er staat, en naar onze benadering met zijn unieke nabootsing van de praktijksituatie, de individuele aandacht voor de cursisten...” Deze kenmerken vertalen zich vast ook naar een high-end-prijs. Van Driel: “Dat is op dit moment niet het geval. De prijzen die wij hanteren zijn vergelijkbaar met die van de belangrijkste andere aanbieders. Als je de richtlijnen bekijkt voor de uurprijzen van onderwijs, dan zitten wij onge- veer in het midden, terwijl wij veel minder deelnemers per cur- sus hanteren. We zullen op lange termijn misschien duurder moe- ten worden; wat dat betreft be- vinden wij ons nog in de verken- ningsfase.” Smulders: “In onze omgeving waren velen sceptisch over het opstarten van een cursuscen- trum. We hebben toch besloten om eraan te beginnen en de for- mule blijkt aan te slaan. Onze contacten in de dentale wereld hebben ons sponsoren opgele- verd die onze visie delen en met ons meedenken, al willen wij met nadruk een onafhankelijk cen- trum blijven.” Wat voor publiek trekken jullie nascholingen? Smulders: “De deelnemers zijn overwegend algemeen practici, maar wij hebben ook een aantal endodontologen en kaakchirur- gen op het CIDE gehad. Het aantal mannelijke en vrouwelijke cursis- ten is min of meer in evenwicht. Opvallend is dat we veel tand- artsen van onder de dertig over de vloer krijgen. Ook voor hen is een ‘praktijkles’ blijkbaar toch, of misschien wel juist, nuttig.” Van Driel: “Tot nu toe zien we dat onze nascholingsvorm gemo- tiveerde tandartsen trekt, die een stap willen zetten in een bepaald deelgebied van hun werk. Vaak hebben ze concrete behandelvra- gen waarmee ze aan de slag wil- len; dat is bij ons ook mogelijk door de individuele aandacht. “Je vindt hier niet het type cur- sist dat vooral komt om de beno- digde KRT-punten op te halen. Hier moeten we cursisten soms van hun behandelunit wegtrek- ken als het pauze is. De dag vliegt werkelijk voorbij. Sommige tand- artsen komen vaker naar onze nascholingen, wel drie of vier keer. Vergelijk het met een goe- de tennisser: die weet weliswaar hoe het spelletje werkt en hoe hij de bal moet slaan, maar hij moet ook blijven trainen, juist op dat- gene waarin hij zich nog kan ver- beteren.” Smulders: “Natuurlijk kun je ook in je eigen praktijk oefenen, bijvoorbeeld op een geëxtraheerd element. Maar dat komt er bijna nooit van. Het is saai en boven- dien heb je geen klankbord, nie- mand om mee te overleggen, ter- wijl juist dat zo leerzaam is.” Wat vinden jullie van het ken- nisniveau van de deelnemers aan jullie cursussen? Valt dat mee of tegen? Van Driel: “In het algemeen vind ik dat de cursisten veel weten en kunnen. Bij een breder publiek is het onderliggende verschil vaak aanmerkelijk, wat voor docent en deelnemers storend kan zijn. Hier heb je dat probleem niet. Ik denk dat daarnaast zelfselectie een rol speelt. Het is nu eenmaal ‘veili- ger’ om naar een bijeenkomst in de RAI te gaan waar 1100 mensen zitten. Lekker anoniem. Hier kun je je niet verbergen en moet je wel je eigen leerpunten op tafel leg- gen. Dat kan confronterend zijn, maar is een goede manier om je eigen zwakten eens serieus aan te pakken.” Smulders: “Het valt me telkens op hoe snel ook de niet-gebrui- kers zich de behandelmicroscoop eigen maken. Na er twintig mi- nuten mee te hebben gewerkt, is het alsof ze nooit anders gedaan hebben. Ook daaruit blijkt dat we goede en leergierige cursisten krijgen.” Het is niet alleen vanuit jullie ei- gen achtergrond te verklaren dat endodontische kwesties voorals- nog het cursusaanbod van CIDE bepalen. Endodontologie trekt nu eenmaal volle zalen. Waarom is dat? Van Driel: “Endo wordt over het algemeen moeilijk gevonden. Dat heeft met een bepaalde frustratie te maken. Een wortelkanaalbe- handeling vraagt speciale aan- dacht en kost veel tijd. Vergelijk het maar met een routinematige composietrestauratie. Die geeft veel energie, want de behande- ling is snel klaar en je kunt de pa- tiënt een mooi resultaat tonen. Een wortelkanaalbehandeling kan echt tegenzitten. Stel, je bent er een uur mee bezig geweest en de patiënt blijft maar pijn houden. Daar word je niet vrolijk van.” Smulders: “Als tandarts ervaar je tijdens een wortelkanaalbe- handeling minder visuele contro- le. Je kunt wel meten wat er in het kanaal gebeurt, maar je ziet het vaak niet. Een ander probleem is dat je het resultaat niet met de pa- tiënt kunt delen. Van een zwart- wit-röntgenfoto wordt geen pati- ent enthousiast, in tegenstelling tot een mooi geplaatste kroon. Je werkt twee uur aan een wortel- kanaalbehandeling en de patiënt kan alleen maar zeggen dat het wel erg lang duurde.” Van Driel: “Uit onderzoek is ge- bleken dat gebitselementen met een wortelkanaalvulling vaak ge- associeerd zijn met pathologie rondom de wortel. Meer dan de helft van deze gevallen is terug te voeren op technische manke- menten. Dat geeft wel te denken.” De opvatting dat endodontolo- gie lastig is, is blijkbaar gegrond. Zou er meer aandacht voor moe- ten komen in de opleiding? Smulders: “Toen ik 25 jaar gele- den tandheelkunde studeerde, vond ik endodontologie ‘moeilijk’. Ook nu nog hoor ik van pas afge- studeerde tandartsen dat ze lie- ver geen wortelkanaalbehande- lingen doen, omdat ze daar geen affiniteit mee hebben. Als ik kijk naar de rust en de overzichtelijk- heid waarmee dit onderwerp van- daag de dag door docenten wordt behandeld, dan denk ik: zo zou je het moeten aanleren.” Van Driel: “Hoewel ik daar niet objectief in kan zijn (Van Driel was jarenlang betrokken bij de opleiding tandheelkunde in Am- sterdam, red.), is het onderwijs op endogebied in mijn ogen altijd van een prima niveau geweest. Wat tijd en aandacht betreft heeft endodontologie een royaal aan- deel in de opleiding.” Hebben de reserves van veel tandartsen ten opzichte van de endodontische behandeling tot gevolg dat zij geneigd zijn deze te mijden, waar deze misschien wel geïndiceerd is? Van Driel: “Ongetwijfeld zal dat voorkomen, al moet je natuurlijk van de integriteit van de tandarts uitgaan. Je kunt tandartsen niet verwijten dat zij soms door een andere bril een diagnose stellen en een behandeling kiezen. Als endodontoloog ben ik bij patiënt A bijvoorbeeld geneigd voor een endodontische herbehandeling te kiezen, terwijl een tandarts- implantoloog een extractie zou adviseren. Het is dan belangrijk dat je een realistische afweging maakt en de verschillende behan- delopties aan de patiënt voorlegt. Als endodontoloog zal ik vaker dan een implantoloog beweren dat de eigen wortel ‘het beste im- plantaat is dat er bestaat’, zoals je weleens hoort. Overigens is voor beide visies iets te zeggen. “Het dient ook gezegd dat door de nieuwe materialen en metho- den een wortelkanaalbehande- ling tegenwoordig een stuk com- fortabeler uit te voeren is, zowel voor de tandarts als voor de pati- ent. Het is een veel vriendelijker behandeling geworden. Verder is door de standaardisering van de materialen de ruimte voor fouten veel kleiner.” Als cursusdocenten zullen jullie als geen ander zicht hebben op wat er vaak misgaat bij endodon- tische behandelingen. Kunnen jullie enkele voorbeelden noe- men? Van Driel: “Het gaat dan om be- handelingen die in de algemene praktijk thuishoren. Allereerst het indiceren, en dan het pre- pareren, reinigen en vullen van wortelkanalen. De grootste val- kuil is onvoldoende voorberei- ding. Als in een vroeg stadium fouten worden gemaakt, staat dit het welslagen van de rest van de behandeling enorm in de weg. “Wat bijna altijd voorkomt is lengteverlies. Alle ‘mishaps’, tot het perforeren van wortels aan toe, zijn naar mijn mening op lengteverlies terug te voeren. Het wortelkanaal dient over een be- paalde lengte te worden openge- maakt, om het volledig te kunnen reinigen. Als je dit in een vroeg stadium al verstopt, kunnen al- lerlei andere fouten ontstaan: het breken van instrumenten, of het strekken van kromme wortelka- nalen, waardoor valse openin- gen aan de zijkant van de wortel gemaakt worden. Soms zijn deze fouten zo ernstig dat de wortel verloren gaat. Het instrument loopt in veel gevallen te vroeg aan. De laatste drie millimeter om bij het eindpunt te komen zijn erg moeilijk, maar tijdens onze cursussen raken deelnemers vaak toch overtuigd dat ze er kunnen komen. Tegenwoordig hebben we ook de beschikking over goede concepten én instrumenten om voor een goede voorbereiding te zorgen.” De toepassing van de behandel- microscoop is in het cursusaan- bod van CIDE de rode draad. Is de toegevoegde waarde van dit hulpmiddel daarvoor groot ge- noeg? Van Driel: “Jazeker. Materialen en instrumenten zijn tegenwoor- dig zo ver ontwikkeld dat zij de precisie van het blote oog over- stijgen. Je hebt daarom een be- handelmicroscoop nodig om hun volle potentie te benutten. In het begin werd er wat lacherig over gedaan, maar net als de röntgen- buis een paar decennia geleden zal ook de behandelmicroscoop in tandartspraktijken gemeen- goed worden.” Smulders: “Je ziet het ook met verenigingen die ontstaan op het gebied van ‘microscope dentis- try’, of met de term minimaal in- vasieve tandheelkunde, die veel meer van toepassing is als je een behandelmicroscoop gebruikt. Het is wel iets wat je moet leren; dat doe je niet tijdens de oplei- ding en je kunt er ook niet direct mee aan de slag. “De behandelmicroscoop levert niet alleen meer precisie, maar is ook op ergonomisch vlak een vooruitgang. Bovendien vind ik het een plezier om ermee te wer- ken, wat ik trouwens van alle tandartsen hoor die de micro- scoop gebruiken.” En dat terwijl de behandelmi- croscoop vooral bij endodonti- sche behandelingen meerwaarde biedt. Smulders: “Dat is een hardnek- kig misverstand. De microscoop is juist heel breed inzetbaar en bij veel behandelingen van meer- waarde. Wij hebben daar een speciale cursus voor: Het gebruik van de behandelmicroscoop in de algemene praktijk. Diagnostiek, “ “ ” ” Ik werk nooit meer zonder vergroting Het is jammer dat tandartsen op dit moment veel dingen moeten en daardoor minder investeren op basis van bevlogenheid Michaël Smulders discussieert met een cursist tijdens een training van CIDE. Een andere cursist kijkt toe. (foto eigendom van CIDE)