Please activate JavaScript!
Please install Adobe Flash Player, click here for download

Dental Tribune Netherlands Edition

14 Interview dental tribune - netherlands edition september 2011 “ ” TEMPORARY GINGIVAL RETRACTION PIERRE ROLLAND • 17 av. Gustave Eiffel • BP 30216 • 33708 MERIGNAC cedex • France Tel +33 (0)556 34 06 07 • Fax +33 (0) 556 34 92 92 E-mail : pierre-rolland.int@acteongroup.com • www.acteongroup.com Ik vind dat het bij composiet momenteel veel te veel over de- tails gaat die er niet toe doen. La- ten we ons als tandheelkundige klinische onderzoekers, in plaats van ons druk te maken over een verschil van 1% in jaarlijkse faal- percentages tussen materiaal A en B, bijvoorbeeld eens richten op de indicaties: wanneer bouw je een restauratie nog op met com- posiet en wanneer kies je voor een kroon?” Fabrikanten en onderzoekers leg- gen momenteel de nadruk op ma- terialen met minder krimp. Wat vindt u van deze ontwikkeling? Er wordt gesuggereerd dat poly- merisatiekrimp een groot pro- bleem is. Het is natuurlijk een ongewenst bijeffect, maar is dat waarom een restauratie in de praktijk faalt? Je krijgt er mis- schien postoperatieve klachten van en het kan een rol spelen in het ontstaan van breuk op de lan- ge termijn. Maar laten we zeggen dat afhankelijk van het type pati- ent in 80% van de gevallen cari- es of breuk de oorzaak is. Bij de resterende 20% is bijvoorbeeld een contactpunt niet goed, wa- ren er pijnklachten opgetreden en misschien was er een wortel- kanaalbehandeling of zelfs een extractie nodig. Krimp vind je niet direct terug. Juist op het ge- bied van breuk doen de huidige hybride composieten, vastgezet met de total-etch-techniek, het al erg goed, omdat je dat materi- aal met de tand verbindt en het geheel versterkt. Als het momen- teel beschikbare materiaal al zo goed presteert – ik had het al over de lage faalpercentages en de pa- tiëntfactor – wat kun je dan nog beter maken? De laatste jaren wordt veel ge- praat over flowable (dunvloeibaar) composiet. Kunnen we dit als een belangrijke vooruitgang zien? “Als schilder heb je een grote kwast en een bokkenpootje waar je de achterkant van de radiator mee doet. Zo is het ook met flo- wable composiet. Er zijn technie- ken waarbij ik denk: als ik hier nu een flowable gebruik, dan is het resultaat misschien beter. Het kan behulpzaam zijn bij specifie- ke technieken of in specifieke ge- vallen. In een laboratorium kunnen ze misschien aantonen dat eerst een klein laagje flowable moet wor- den aangebracht om iets minder microlekkage te krijgen op de bo- dem van de box. Maar de relevan- tie van microlekkage is twijfel- achtig. Je krijgt er in ieder geval geen secundaire cariës van, zoals vaak wordt beweerd! Dus je kunt je afvragen wat dit soort ‘innova- tie’ voor de patiënt uitmaakt. Als tandartsen het prettig vinden om met een flowable te werken, op een moeilijk bereikbare plek of om een randje of luchtbel op te vullen, dan zijn dat trucjes van de vakman. Om een goede tand- arts te zijn, heb je niet per se flo- wable composiet nodig. Veel uit- stekende tandartsen werken al meer dan tien jaar met hetzelfde composietmateriaal en gebruiken zelden een flowable.” Deze editie van Dental Tribune bevat ook een artikel over de toegevoegde waarde van ‘com- pobonds’: zelfetsende en zelfkle- vende materialen, die de tandarts net als amalgaamvullingen in één stap kan plaatsen. Hoe kijkt u tegen deze innovatie aan? “Het adhesief waarmee tandart- sen composiet aan het dentine hechten, is in feite een slimme variant van de hars die ook in het composiet zit. Kunststof is hy- drofoob, maar het dentineadhe- sief kan in de vochtige omgeving van het dentine toch hechten. De compobond zal niet veel anders zijn dan een adhesief met toe- gevoegde vulstof, waardoor een soort flowable composiet ont- staat met een adhesief als hars. Het gevaar is: hoe dikker je die eerste laag maakt, hoe meer die zal krimpen. De krimpkrachten kunnen tijdens het uitharden van het adhesief leiden tot vermin- derde hechting. Bij zo’n compo- bond kan de hechtingskwaliteit uiteindelijk achteruitgaan, omdat de vulling in feite ‘los krimpt’. In het verleden is dat ook wel- eens misgegaan bij bondings die zogenaamd niet hoefden uit te harden. De composiet ging er dan overheen als het adhesief nog on- gepolymeriseerd was. Dat resul- teerde meteen in meer lekkage, omdat het composiet tijdens het uitharden het nog niet uitgehar- de adhesief lostrok. Fabrikanten zijn op zoek naar versimpelingen, maar in het algemeen geldt voor adhesieven: hoe meer stappen, hoe beter het eindresultaat.” Zijn er op het gebied van compo- siet en adhesieven de laatste ja- ren innovaties geweest die wél de moeite waard zijn? “In het front gaat de kwaliteit wel iets vooruit: het materiaal is soms mooier en beter polijst- baar geworden, maar de verschil- len zijn niet revolutionair. Verder staan de aloude gouden stan- daardmaterialen nog steeds over- eind. Op dit moment zijn dat de hybride composieten voor ge- bruik posterior. Wat adhesieven betreft was de introductie van de total-etch- techniek twintig jaar geleden een doorbraak. Qua adhesieven blijft een driestaps ets-en-spoelmate- riaal zoals OptiBond FL® voor- lopig de gouden standaard. Dat geldt ook voor het tweestaps, zel- fetsend adhesiefsysteem waarbij Clearfil SEBOND® absoluut eerste keus is. Beide materialen stam- men uit de vorige eeuw! Er zijn naderhand verschillende vereen- voudigingen bedacht door primer en bonding te combineren, maar uiteindelijk gaat de kwaliteit dan achteruit. Fabrikanten claimen tegen- woordig van alles in de categorie- en mooier en simpeler, maar als je mij vraagt wat het beste is, dan blijf ik – natuurlijk – wijzen naar de gouden standaarden. Een echt revolutionaire ontwikkeling zou een zelfhechtend, niet-krimpend materiaal zijn, dat in bulk is uit te harden. En we wachten natuurlijk op de praktische toepassingen van weefselregeneratie met stam- cellen. In de toekomst kunnen we wellicht door cariës aangetast tandweefsel dat we nu wegboren, met dit soort technieken herstellen.” Vergeet u niet de nano- materialen? “Ook weer zo’n term. Geweldig, die kleine deeltjes, maar waar- om hebben we die nodig? Is het soms beter polijstbaar? De hybri- den zijn glad genoeg. En anders hebben we microfijn composiet, dat nog fijner is dan nanocompo- siet. Het lijkt er soms alleen maar om te gaan het nanocomposiet te kunnen noemen, omdat deze term zo ‘in’ is. Zo van: ‘geen idee of het iets doet, maar we heb- ben nanotechnologie!’ Vaak zijn het gewoon hybride composieten waaraan een handvol nanodeel- tjes is toegevoegd. Het enige zuivere nanocompo- siet op de markt is Filtek™ Su- preme van 3M. Een mooi compo- siet om te gebruiken in het front, maar misschien breekt het door het ontbreken van grotere vul- stofdeeltjes posterior toch wat sneller dan een ander materiaal op de lange termijn. We weten daar nog te weinig van, maar be- ter zal het in elk geval niet zijn. Waarom dan overstappen? Nano is een hype, net als smart dentine replacement (SDR) en in het ver- leden plasmalampen, ormoceren, compomeren enzovoort. Hypes hebben we in de gezondheids- zorg niet nodig, wel bewezen ma- terialen en technieken.” Cariës is bij uitstek een probleem waarbij preventie een belangrijke rol kan spelen. Er wordt weleens gezegd dat tandartsen minder moeten behandelen en meer voorlichting moeten geven. “Dat is wat kort door de bocht, maar inderdaad: wat boren en vullen betreft doen we veel over- bodig werk. Overbehandeling is een veel groter probleem dan on- derbehandeling. Wat dat betreft ben ik soms blij dat we een licht tandartsentekort hebben in Ne- derland. Tandartsen zonder werk zijn geneigd om werk te zoeken en zomaar aan de slag te gaan in monden. Tandheelkunde is maatwerk. Daar hoort een goede diagnostiek bij: wat voor problemen heeft deze patiënt? Heeft hij veel cariës? Dan moeten we achterhalen waar die problemen vandaan komen en de voorlichting en preventie daarop afstemmen. Als je aandacht hebt voor de individuele patiënt, kun je bepalen wie een hoog of een laag risico loopt op bepaalde afwijkin- gen. Vervolgens richt je je in ster- kere mate op de patiënt met een hoog risico. Zo kun je de termijn voor het periodieke mondonder- zoek beter per patiënt bepalen en niet ‘standaard’ elk half jaar een afspraak maken. Door maatwerk toe te passen voorkom je zowel over- als onderbehandeling.” Niek Opdam In Nederland is overbehandeling is een veel groter probleem dan onderbehandeling