Please activate JavaScript!
Please install Adobe Flash Player, click here for download

Dental Tribune Netherlands Edition

12 Interview dental tribune - netherlands edition september 2011 “ ” materiaal amalgaam bijvoorbeeld een remmende werking op de ca- riogene biofilm heeft, of omdat het aanbrengen van een compo- sietvulling meer luchtbellen ver- oorzaakt op de outline, is ondui- delijk. Bij secundaire cariës weegt de patiëntfactor waarschijnlijk zwaarder dan de materiaalfac- tor, mede omdat de materialen tot een bepaald niveau zijn uit- ontwikkeld. Bij goed geplaatste restauraties is het faalpercentage 1 tot 3% per jaar, afhankelijk van een aantal factoren. Dat is in de gezondheidszorg een heel klein verschil. Deze variaties zijn voor het grootste deel toe te schrij- ven aan de patiëntengroepen die je behandelt. Als je in achter- standswijken restauraties maakt bij patiënten die bijvoorbeeld veel snoepen en weinig aan preventie doen, zie je dat de cariësactiviteit en het faalpercentage van vullin- gen veel hoger is, bijvoorbeeld 3 tot 4% per jaar. Ga je kijken naar de levensduur van kleinere com- posietvullingen die gemaakt zijn in de groep schoolkinderen, zoals bij een onderzoek in de omgeving van Boston is gedaan, dan zie je dat bijna alle restauraties die fa- len dat doen vanwege secundai- re of nieuwe cariës. Omdat in die groep patiënten het breken van elementen of restauraties eigen- lijk bijna niet voorkomt, en juist bij pubers cariës wel voorkomt, zie je dat bij die groep amalgaam het wat beter doet, maar dan nog praat je over een jaarlijks faalper- centage van 2 tot 3% voor beide materialen.” Hoog tijd dus om bij bepaalde patiëntengroepen weer naar amalgaam te grijpen? “Nee. Want dan denk ik: over tien jaar is dit kind volwassen, poetst hij beter en heeft hij geen actieve cariës meer. En dan zit hij met al die amalgaamrestauraties! En als die heel lang meegaan, bre- ken er op den duur weer knobbels af doordat de adhesieve techniek ontbreekt. Je kunt wel volhouden dat er naast amalgaam minder secun- daire cariës ontstaat, maar bij amalgaam moet je de caviteit veel groter maken. Dat keert zich op de lange termijn weer tegen het element. Een ander probleem is dat je de materiaalprestaties niet goed kan vergelijken, omdat ge- randomiseerd onderzoek niet meer uitvoerbaar is. Patiënten zullen er niet mee instemmen dat omwille van het onderzoek het lot bepaalt of er een amalgaam- of composietvulling wordt ge- maakt.” Bovendien blijft composiet zich doorontwikkelen. Elk jaar komen er ‘revolutionaire’ innovaties op de markt. “Die ‘revoluties’ moet je in per- spectief zien. We hebben al ma- terialen die tien, twintig jaar op de markt zijn en als gouden standaard worden beschouwd. Waarom zou je dan al die nieu- we producten gaan gebruiken? Op de Radboud Universiteit wer- ken de studenten niet voor niets met materialen die begin jaren ’90 werden geïntroduceerd. Het is jammer dat goede materialen die zich al bewezen hebben, door vernieuwingsdrift van fabrikan- ten van de markt verdwijnen. Uit steeds meer onderzoeken blijkt dat de verschillende poste- rior composietmaterialen elkaar qua prestaties niet veel meer ont- lopen. Zeker niet op de korte ter- mijn. Dat geldt zelfs voor mate- rialen die qua sterkte significant verschillend uit laboratoriumtes- ten komen. Misschien worden er in het laboratorium significante verschillen aangetoond, maar re- levant zijn die niet. “Bij composiet gaat het te veel over details” In gesprek met composietdeskundige Niek Opdam TEKST EN FOTO’S: BEN ADRIAANSE Dr. Niek Opdam behaalde in 1980 zijn tandartsdiploma en voerde tot 2009 een algemene tandartsprak- tijk in Ulft (Gld). Daarnaast heeft hij een verwijspraktijk voor ad- hesieve en cosmetische tandheel- kunde. Hij promoveerde in 1998 met een proefschrift over posterior composiet. Opdam is wetenschap- pelijk medewerker bij de vakgroep Preventieve en Curatieve tandheel- kunde van de Radboud Universiteit Nijmegen. Daar houdt hij zich be- zig met onderzoek naar secundaire cariës, gebitsslijtage en levensduur van restauraties in de algemene praktijk. Verder verzorgt hij regel- matig cursussen. Dental Tribune sprak met Opdam over composiet, een aspect van de tandheelkunde waarin deze ervaren tandarts met recht een autoriteit genoemd mag worden. Regelmatig laait de oude discus- sie ‘amalgaam versus composiet’ weer op, bijvoorbeeld als een tandarts indicaties signaleert waarbij amalgaam nog steeds de voorkeur verdient. Kan de strijdbijl wat u betreft begraven worden? “De tijd van amalgaam is inder- daad voorbij. Mijn laatste amal- gaamrestauratie plaatste ik in 1996. Eind jaren tachtig was een posterior composietrestauratie nog experimenteel. Toen ik net begon met cursussen geven werd me vaak gevraagd: ‘Is dat com- posiet dan net zo goed als amal- gaam?’ Tegenwoordig kijken jonge tandartsen je aan en zeg- gen: ‘Amalgaam, waar heb je het over? Dat is toch niet meer inte- ressant?’” Toch wijzen verschillende tandartsen op indicaties waarbij amalgaam de voorkeur zou verdienen. “Het gaat dan vaak om grote res- tauraties, die zogenaamd moei- lijk droog te houden zijn. Die discussies worden bijna altijd aangezwengeld door tandartsen die nog opgeleid zijn in de amal- gaamperiode. De aangehaalde ar- gumenten worden alleen steeds minder valide. Als amalgaam in sommige gevallen al ‘beter’ zou zijn, dan zijn de verschillen mar- ginaal. Als je na tien jaar 1% ver- schil ziet, waar hebben we het dan over? Over het algemeen is compo- siet gewoon een beter en handi- ger materiaal. Om te beginnen is het natuurlijk tandkleurig. Maar het grote voordeel van compo- siet is de adhesie. Daardoor blijft de caviteit klein en hoef je min- der of zelfs niet te boren bij een restauratie. Doordat de compo- sietbehandeling minder invasief is, gaan elementen misschien minder snel verloren op de lange duur. Er wordt soms gezegd dat amalgaam slecht is voor de ge- zondheid. Maar bij ieder mate- riaal, ook composiet en kronen, kun je bestanddelen aantreffen waarbij je vraagtekens kunt zet- ten. Voor het ‘gevaar’ van amal- gaamrestauraties bestaat weten- schappelijk onvoldoende bewijs, maar ik sluit niet uit dat er indi- viduele gevallen zijn waarbij me- talen in amalgaam gezondheids schade toebrengen. Aan de an- dere kant zijn er zoveel mensen met amalgaam in de mond, dat je kunt aannemen dat de meesten er geen schade van ondervinden. Allergische symptomen kun je van alle materialen hebben, ook van composiet. Niet-uitgeharde monomeren en hars hebben veel potentie om allergeen te zijn. Toch blijft metaal een heel ander materiaal dan kunststof. Kunst- stof kan in niet-uitgeharde vorm heel schadelijk zijn, maar is een- maal uitgehard veel minder reac- tief. Metaal heeft corrosie-eigen- schappen: er komen ionen vrij en die kunnen onder bepaalde om- standigheden blijven vrijkomen. We moeten kritisch blijven op mogelijke schadelijke effecten, maar we zullen ook moeten be- seffen dat we een duurzame, re- delijk betaalbare techniek nodig hebben om tanden en kiezen te restaureren. In dat opzicht vol- doen eigenlijk alleen composiet en amalgaam, waarbij composiet om diverse redenen eerste keus is. Niet direct uit gezondheids- overwegingen, maar vooral van- wege de adhesieve mogelijkhe- den. Goede alternatieven zijn er niet: glasionomeercement is niet sterk genoeg en indirecte tech- nieken met keramiek zijn veel te duur.” Hebben de critici van compo- siet dan helemaal geen recht van spreken? “Er moet gezegd worden dat com- posiet ‘iets heeft’ met secundaire cariës. Ik druk dat vaag uit, want we weten niet precies waar het hem in zit. Vast staat dat er bij patiënten met een hoge cariës- gevoeligheid bij composiet iets meer gaatjes naast de restaura- tie ontstaan dan bij amalgaam. Maar of dat nu komt omdat het Veel uitstekende tandartsen werken al meer dan tien jaar met hetzelfde materiaal